(door Wout de Wreede)
100-cols tocht: 27 mei – 11 juli 2006 op de ligfiets
De 100-cols tocht; 3900 km
De 100-cols tocht gaat door voor de zwaarste toertocht ter wereld. De
tocht is thans 4.000 km lang waarbij ca 65.000 hoogtemeters moeten
worden overwonnen. In totaal zijn 106 cols en 67 côtes in het parcours
opgenomen. Er is nauwelijks een stukje vlak, laat staan een hele étappe.
De routebeschrijving wordt elke twee jaar aangepast. Daarbij lijkt het
motto: 'vernieuwd, nu nog zwaarder' van toepassing te zijn. Vergeleken
met mijn eerste keer vermeed de route dit keer bijvoorbeeld de stad Pau
en was het meest zuidwestelijke punt van waaruit de doorsteek van de
Pyreneeën begint verlegd naar St Jean le Vieux. Hierdoor was er een
aantal zeer pittige Baskische cols bijgekomen.
Dat de 100-cols tocht de zwaarste tocht ter wereld is, is
onweersproken. Maar natuurlijk is zwaar een betrekkelijk begrip. De Tour
de France kent 'slechts' 20.000 hoogtemeters, maar is zwaar omdat de
deelnemers de anderen bij moeten zien te houden. Paris - Brest - Paris
en bijvoorbeeld London - Edinburg - London zijn zwaar vanwege de afstand
en het tamelijk krappe tijdschema. Ook de eendaagse cyclosportieven
zijn zwaar omdat er tijdslimieten gelden en de te overwinnen
hoogteverschillen groot zijn. Het is aardig de Dolomieten Marathon eens
te vergelijken met de 100?cols tocht. De twee deelnemers in 2006 van
Tourclub de Waardrenner overwonnen de 3.090 resp. 4.190 hoogtemeters in
een tempo van 432 resp. 483 hoogtemeter per uur. Voor mijzelf waren dat
258 hoogtemeters/uur. Maar ik moest wel 20 kg méér mee naar boven nemen,
en dat 33 dagen lang. Zij reden de 106 resp. 138 km met 14,9 resp. 15,9
km/uur gemiddeld. Daar steekt mijn gemiddelde weer niet zo slecht tegen
af (zie hieronder).
In 2000 was ik, voor zover bekend, de eerste ligfietser die deze
tocht had voltooid. In 2005 heeft volgens de organisatie nog een
ligfietser de tocht voltooid in een driejaarsarrangement met
bagagevervoer van Cycletours. Dit jaar werd de tocht dus voor de derde
keer op een ligfiets gedaan. Vergeleken met het totaal aantal
deelnemers, dat de tocht heeft voltooid, nu meer dan 250, waarvan een
aantal de tocht meermaals heeft voltooid (tot 7 keer toe), is dat niet
veel. Toch toont het ontegenzeggelijk aan, dat een ligfiets ook voor
klimtochten geschikt is.
Het verslag van mijn tocht in 2000 is hier
te vinden. Op zich heb ik daar weinig aan toe te voegen, maar dankzij
de vragen die de onvolprezen redacteur van het clubblad van Tourclub de
Waardrenner mij toespeelde, gaat dit verhaal toch verder.
De fiets
De eerste keer reed ik de tocht op een Optima Lynx. Een aluminium
fiets met een klein voorwiel, voorvering en een 3x9
derailleurversnelling. Met deze fiets durfde ik geen grote tocht meer
aan. Ik heb hem daarom ingeruild voor een M5 Shockproof 26/26. Waarom
deze keuze? Een stalen frame, zodat eventueel laswerk onderweg niet zo
op problemen zou stuiten. Twee grote 26" wielen zodat er minder
reservemateriaal meegenomen behoefde te worden. Geen voorvering om de
kans op defecten te verkleinen. Bovendien was deze fiets uitgerust met
een Rohloff 14?versnellingsnaaf. Dat zijn er effectief even veel als bij
een 3x9 derailleurversnelling. De verzetten zijn die voor een mountain
bike. De stapjes zijn voor vlakke stukken dus eigenlijk te groot, maar
voor een 100-cols tocht prima geschikt. Het voordeel van de naaf is
verder het grote schakelgemak en het minimale onderhoud tijdens zo'n
grote tocht. En voor een ligfiets met zijn lange ketting geldt in het
bijzonder, dat de kettingloop fraaier is dan bij een
derailleurversnelling.
Vanwege de repareerbaarheid onderweg had ik voor eenvoudige V-brakes
gekozen. Wel in combinatie met ceramische velgen. Hiermee bleek de fiets
in alle afdalingen zeer goed beheersbaar, zeer veel beter in elk geval
dan met standaard aluminium velgen en V-brakes. Toch bleek de enkele
keren, dat ik onder natte omstandigheden afdaalde, dat je met ceramische
velgen ook zeer rustig aan moet doen.
De fiets weegt 19 kg; de bagage had ik dit keer tot 12 kg weten te
beperken. Hier komt nog 2 kg aan water en voedsel bij.
Een andere aanlooproute
De 100-colstocht begint in Saverne, noordoost Frankrijk, niet ver van
Straatsburg. Vanuit Nederland is dat ca 600 km. Het is een goede
voorbereiding voor de 100-colstocht om dat stuk met de fiets af te
leggen. Een voor de hand liggende route is vanuit Zuid-Limburg door de
Belgische Ardennen en Luxemburg en door het saaie Noordoost Frankrijk
naar Saverne. De pijn zit dan in de Ardennen. Met geen of weinig
klimkilometers in de benen word je met een aantal pittige hellingen
geconfronteerd en dat doet pijn. Ik wilde daarom eens wat anders
proberen en heb een route via Duitsland gezocht. Mijn gedachte was, dat
het vrij gemakkelijk zou moeten zijn om vanaf Roermond eerst langs de
Roer te rijden, dan langs de Olefbach, vervolgens langs de Kyll, de
Moezel en de Saar tot Saarlouis. Vanaf Saarlouis zou ik het glooiende
noordoost Frankrijk moeten doorkruisen. Deze route heeft vanaf mijn
woonplaats nagenoeg dezelfde lengte als die door de Ardennen.
In Duitsland is er een groot aantal mooie langeafstandsfietsroutes.
Die volgen vaak rivieren, waardoor ze vrij vlak zijn. Een nadeel is
echter dat deze routes vaak onverharde wegen (Schotterwege of wel
steenslagwegen) volgen. Op een ligfiets rijdt dat vaak minder prettig en
ook na regen zijn deze wegen niet aan te raden. Omdat het inderdaad nat
was op de heenweg heb ik de Roer via de gewone weg gevolgd. Je komt dan
door een aantal agglomeraties met alle nadelen van de Duitse
fietsinfrastructuur. Je wordt vaak stoep op en stoep af gestuurd, van de
linkerkant van de weg naar de rechterkant en weer terug. En steeds weer
moet je over richeltjes, onder andere bij de half verlaagde
vluchtheuvels bij wegkruisingen. Het is me een keer overkomen, dat ik op
een autoweg terechtkwam, type autosnelweg: bij de oprit was dat niet
met het desbetreffende bord aangegeven. Zeker bij het stukje waar geen
vluchtstrook was, was dat een zeer onplezierige ervaring.
De laatste stad in die rij van agglomeraties is Düren, waar het
onaangenaam druk is. Daarna gaat het pittig stijgen tot Nideggen, dat op
een bult ligt, waarna je weer afdaalt naar de Roer die je volgt tot
Heimbach. Hierna volgt een dusdanig pittige heuvel, dat je wenst dat je
toch maar via de Ardennen was gegaan. Na afdaling kom je in het dal van
de Olefbach terecht, waar het 10 kilometer vlak is. Daarna moet je nog
één keer de heuvels over, een uitloper van de Eiffel, die echter niet zo
zwaar is als de voorganger. Je komt nu in het dal van de Kyll terecht
en vanaf nu gaat alles gemakkelijker. Op enkele uitzonderingen na daalt
het zachtjes af naar het dal van de Moezel die je ongeveer 15 kilometer
westwaarts volgt, waarna je linksaf slaat en de Saar stroomopwaarts
rijdt. Op een enkele uitzondering na is het hier gemakkelijk fietsen.
Op de terugweg heb ik dezelfde route gevolgd. Omdat het een lange tijd warm weer was geweest waren de grindpaden mooi opgedroogd. Ik heb dan ook zoveel mogelijk de fietsroutes gevolgd. Dat bleek goed te doen. Wel is het zo, dat die routes niet altijd pal langs de rivier kunnen gaan, zodat je toch wel eens over wat bulten wordt gestuurd. Ook wordt je bij die routes soms vaak 'heen en weer' gestuurd, zodat je om op te schieten toch wel eens de gewone weg pakt. Helaas bleken de ADFC fietskaarten onbetrouwbaar. Sommige stukken die op de kaart als verhard waren aangegeven bleken dat niet te zijn. Bijvoorbeeld de doorsteek van de Eiffel vanaf Stadtkyll (route R9). Deze bleek voor een groot deel uit een zeer slecht begaanbare grindweg te bestaan. De tocht in cijfers
Het is aardig de cijfers die ik in mijn verslag van de tocht in 2000 gaf eens te vergelijken met die uit 2006.
100-colstocht 2000
Totaal | Gemiddeld | Max | Min | |
(Dag)afstand | 4.941 km | 136 km | 207 km | 77 km |
Gem. dagsnelheid | - | 17,3 km/u | 22,1 km/u | 12,7 km/u |
Max. snelheid | - | 63,5 km/u | 77,3 km/u | 53,7 km/u |
Fietstijd | 285 uur | 8 uur | 10:18 uur | 4:04 uur |
Reistijd | 352 uur | 9:45 uur | 11:00 uur | 4:30 uur |
In totaal was ik 40 dagen weg. Daarvan vielen 4 dagen af vanwege
schuilen voor de regen, onderhoud en wachten op onderdelen. Voor de
heen- en terugreis naar en van Saverne waren 4 dagen nodig (terug ging
ik met de trein) en tijdens een kort oponthoud halverwege fietste ik 2
dagen met mijn Luxemburgse fietsclub. In totaal heb ik dus 36 dagen
gefietst, waarvan 30 voor de 100-colstocht zelf (3.889 km).
100-colstocht 2006
Totaal | Gemiddeld | Max | Min | |
(Dag)afstand | 5.700 km | 124 km | 191 km | 68 km |
Gem. dagsnelheid | 16,63 km/u | 22,4 km/u | 11,59 km/u | |
Max. snelheid | 57,4 km/u | 66,9 km/u | 46,8 km/u | |
Fietstijd | 343 uur | 7:30 uur | 10:00 uur | 4:00 uur |
Reistijd | 416 uur | 9:00 uur | 12:00 uur | 4:30 uur |
In totaal was ik 46 dagen weg. Dit keer heb ik elke dag gefietst Voor
de heen- en terugreis naar en van Saverne waren ongeveer 8 dagen nodig.
In het begin had ik ook een ontmoeting met mijn Luxemburgse fietsclub
in Duitsland die mij 5 dagen kostte. Over de 100-cols tocht, 4.028 km,
deed ik dit keer dus 33 dagen.
Dat de gemiddelde dagafstand wat kleiner is, is gemakkelijk te
verklaren. Ik probeer het tegenwoordig wat rustiger aan te doen.
Bovendien had het warme weer de ontwikkeling van onweersbuien aan het
einde van de middag tot gevolg. Dit deed zich vooral in de Pyreneeën
voor. Een aantal keren ben ik snel, voordat het onweer losbrak, een
hotel ingevlucht, waardoor ik het doel van die dag niet haalde.
Voor het verschil in gemiddelde snelheid van bijna 4% is het niet
moeilijk een aantal oorzaken aan te geven. Ik ben inmiddels zes jaar
ouder; het was het grootste gedeelte van de tocht warm tot zeer warm
weer wat bij stijgen een ontzettende handicap is; de fiets is wat
zwaarder; de Rohloff naaf heeft in de kleinere versnellingen misschien
toch wat meer verlies dan wel gesuggereerd wordt; door het ontbreken van
voorvering is de daalsnelheid lager; en ik knijp bij het afdalen wat
sneller in de remmen. Dat laatste is in de cijfers goed te zien. Na een
ongeval in 2003 en nog een in 2004 daal ik alleen nog maar voorzichtig
af.
Op een aantal punten kan ik die twee jaren nader vergelijken. Vijf
étappes waren in beide jaren nagenoeg gelijk. In 2006 heb ik op al die
étappes een lagere gemiddelde snelheid gehaald dan in 2000 in een orde
van grootte die in lijn ligt met genoemde 4%. Daarnaast heb ik van een
tiental cols vergelijkbare tijden genoteerd die ik nodig had om de col
te bereiken. Sommige heb ik in nagenoeg dezelfde tijd gedaan, maar over
andere heb ik dramatisch veel langer gedaan. Je zou de schuld aan de
warmte kunnen geven, maar hoog in de bergen is het nooit zo warm.
Het kleinste verzet op de Lynx was ca 1,80 m, die op de M5 met
Rohloff naaf 1,50 m. Toch is het me dit keer niet gelukt elke helling
fietsend op te komen. Kleine stukken, met stijgingen van zo'n 18% heb ik
moeten lopen. Niet dat dat veel uitmaakt: fietsend ga je 5 km/u en
lopend 4 km/u. Het zou interessant zijn toch eens na te gaan of er
verschil is in verlies tussen een derailleurversnelling en de kleine
versnellingen van de Rohloff naaf. Cijfers met een tijdsverschil van 6
jaar kunnen daarvoor niet gebruikt worden.
Ik ga nu verder met de vragen die mij zijn voorgelegd.
Wat brengt jou ertoe zulke grote klimtochten te gaan doen?
In 1996 heb ik mijn eerste ligfiets gekocht en in 1997 dacht ik: laat
ik eens kijken of ik er buitenlandse fietstochten mee kan maken. Dat is
mij goed bevallen, dat smaakte naar steeds meer zogezegd. Je wilt elke
keer weer je grenzen verleggen. Dat heeft ertoe geleid, dat ik in 2000
de 100-cols tocht ben gaan fietsen, om te bewijzen, dat het fietsen van
de zwaarste (klim)tocht ter wereld met een ligfiets mogelijk was. Bij
het maken van die buitenlandse reizen speelt natuurlijk ook een rol, wat
de Duitsers zo mooi 'Fernweh' noemen. Het verlangen naar de lonkende
onbekende verten.
In welke landen ben je tijdens deze tocht geweest ?
De 100-cols tocht vindt geheel in Frankrijk plaats. Een routekaartje
vind je op de website. Om er naar toe te gaan moet je door België en
Luxemburg of - zoals ik nu gedaan heb - door Duitsland.
Waar zag je het meest tegen op voor je vertrok ?
Materiaalpech en slecht weer. Materiaalpech is mij dit keer nagenoeg
bespaard gebleven (behalve de lekke banden). Het slechte weer bestond
dit keer vooral uit onweersbuien. Ik heb ditmaal de regen de meeste
keren kunnen ontwijken door hard te fietsen en/of tijdig een hotel in te
duiken. Heel wat anders dan in 2000 toen het een kwart van de dagen
regende. Daarentegen was het dit keer eigenlijk te warm voor een
klimtocht. De eerste week was nog wat fris, in de Vogezen was er zelfs
sneeuw gevallen boven de 900 m. Daarna werd het allengs warmer. Tegen de
tijd dat ik de Pyreneeën had bereikt zo'n 30° ? 35°. De laatste week
was het ietsje koeler en wisselvalliger,
Heb je geen last van eenzaamheid gehad tijdens deze lange tocht ?
Ik ben wel alleen maar geen moment eenzaam geweest. Je bent de hele dag bezig en je geniet van het fietsen en van de omgeving. Na aankomst in het hotel heb je ook nog het nodige te doen. Wassen, kleren wassen, je fiets nalopen, aantekeningen maken, eten en dan slapen. Het is wel heel vervelend om in een hotel te moeten wachten tot het droog wordt zodat je kunt vertrekken of zelfs een hele dag in een hotel te moeten blijven vanwege het slechte weer. Dat is me dit jaar gelukkig bespaard gebleven in tegenstelling tot 2000.
Wat is de leukste persoon die je op je reis bent tegen gekomen ? Wat is
het goedkoopste hotel en welk het duurste waar je overnacht hebt ? Wat
is het fijnste en het slechtste hotel waar je overnacht hebt ?
Deze vragen kan ik bij toeval in één keer beantwoorden. Mijn duurste hotel was op de Col du Lautaret. In Briançon had ik het enige hotel op de col gebeld om een kamer te bespreken. Op mijn lijstje stond het hotel met een normale prijs. Daarna ging het 27 km in NW richting over een vrij drukke weg, stijgend van 1.321 m naar 2.058 m, tegen wind en in de warme namiddagzon. Toen ik tegen zevenen aankwam, bleek er tot mijn schrik een geheel nieuw hotel te staan met 4 sterren en een daarbij behorende kamerprijs: €€ 165,-- per nacht. Vanaf de Col du Lautaret gaat de route verder omhoog naar de Col du Galibier. Afdalen naar een of andere plaats was daarom geen optie. Ook de prijs voor een nacht half pension voor één persoon à € 162,-- per nacht was mij nog te gortig. Na zielig gekeken te hebben kon ik uiteindelijk toch terecht voor € 90,--: de prijs voor één persoon bij bezetting van de kamer met twee personen. De kamer was inderdaad goed, maar de maaltijd in de bistro was maar matig. In Bédoin, aan de voet van de Mont Ventoux, heb ik trouwens het meeste betaald: € 110,-- voor een nacht half pension. Ook daar had ik geen alternatief. Om de Mont Ventoux te beklimmen moet je vroeg weg en daarom moet je zo dicht mogelijk bij de berg gaan slapen, in Bédoin dus. Het was zaterdagavond en omdat het goedkope hotel vol was had ik geen keuze.
Mijn goedkoopste hotel kostte € 27,-- voor een nacht half pension
inclusief wijn en biertje. Na Annecy wilde ik nog een stukje fietsen en
slapen in het stadje Rumilly. De volgende dag zou ik vroeg op moeten om
eerst de Col du Clergeon te doen (979 m), een heel pittig colletje, en
daarna de Grand Colombier. Deze berg is een soort monoliet aan het begin
van de Jura, 1.501 m hoog met stijgingen tot 15% over smalle wegen. Het
hotel in Rumilly was dicht en bleef dicht op de zondagavond. Geen
verrassing overigens, want toen ik in de buitenwijken van Annecy het
hotel belde, kreeg ik het antwoordapparaat aan de lijn. En laat er nu in
dat stadje en in de naaste omgeving geen andere mogelijkheid zijn.
Omdat ik te moe was om de Col du Clergeon te gaan bestijgen ben ik een
omtrekkende beweging om de berg gaan maken. Tot mijn geluk kom ik na 10
km aan het begin van de kloof van de Val du Fier een hotelletje tegen:
Les Bottes à Mandrin. Al meer dan een eeuw ligt deze herberg tegen de
wand van de kloof aangeplakt, en dat is ook wel te zien, het is een
regelrechte gribus. Toen mij mijn kamer werd gewezen, werd er in
allerijl een vrouwspersoon weggestuurd, en ik vraag mij nog steeds af of
mijn lakens wel gewassen waren. Maar in dit hotelletje heb ik misschien
wel het beste gegeten van al mijn overnachtingadressen. Vele schaaltjes
met heerlijk eten kwamen op tafel, en hoewel de zeer vriendelijke
waardin meermalen bij mij aan tafel kwam staan om mij aan te sporen
alles op te eten, is dat niet gelukt.
Hoe komt die herberg aan zijn naam? Mandrin was een bandiet,
smokkelaar, beschermeling van de plaatselijke koning uit de 18e eeuw,
die actief was in Savoye (zie de Franse Wikipedia). De laarzen (bottes)
zijn geen gewone laarzen, maar hele stevige, die een ruiter alleen op
een paard gebruikte om zijn onderbenen tegen de hauwen van sabels en
dergelijke te beschermen. Als meer dan een eeuw bevinden deze laarzen
zich in deze herberg; hoe ze daar terecht zijn gekomen is een raadsel.
Het is overigens aardig de verblijfskosten van 2006 eens te vergelijken
met die van 2000. Een aantal keren heb ik in dezelfde hotels geslapen,
maar het verschil in het rekeningbedrag tussen die twee jaren zegt niet
zoveel, omdat veel hotels in andere handen zijn overgegaan en omdat
kamer en eten kunnen verschillen. Daarom heb ik een berekening gemaakt
over alle dagen: dat laat een stijging zien van 20% over zes jaar,
hetgeen in de pas lijkt met de inflatie. De kosten voor het ontbijt zijn
overigens wel vaak meer dan die 20% gestegen.
Wat is de laagste snelheid waarmee je tegen een berg bent opgereden ?
Dat zal ca 4,7 km per uur zijn. Je moet dan oppassen om niet om
te vallen. Het heeft overigens nauwelijks zin dit te doen. Het kost te
veel kracht en lopend ga je met 4 km/u
Nog aparte dieren gezien tijdens deze tocht ?
Niet echt. Je ziet wel eens een vos, een hert, een slang of een
eekhoorntje. Misschien is het aardig te vermelden dat er (weer) beren in
de Pyreneeën voorkomen. Geïmporteerd uit Oost-Europa en uitgezet om de
natuurlijk habitat weer te herstellen. Met steun van de ecologisten
natuurlijk en met fel protest van veehouders.
Veel pech gehad onderweg ?
Met pech heb ik de nodige ervaring; zie het verslag van mijn
voorgaande 100-cols tocht. Dat is dan ook een van de dingen waar ik het
bangst voor ben, dat je ergens in de rimboe vast komt te zitten met
materiaalpech. Mijn nieuwe fiets heeft zich echter voorbeeldig gehouden.
Wel heb ik drie keer een spontaan-lekke binnenband gehad. Binnenbanden
van een bekend Nederlands merk. En dit was het antwoord op mijn klacht:
"Tijdens het produceren kunnen er productiefouten ontstaan. Het door u
geschetste probleem is bij ons bekend uit het verleden. Wij kunnen u nu
mededelen dat deze klachten tot de verleden tijd behoren." Dat zal dan
wel, maar je zult toch tijdens een afdaling met 60 km/u in een bocht
opeens een lekke band krijgen. Levensgevaarlijk. Gelukkig liep het bij
mij goed af, maar een volgende reis leg ik er toch binnenbanden van een
ander merk in. Ook is het lastig: een nieuwe binnenband van de juiste
maat is niet op iedere straathoek te verkrijgen. Daarnaast had ik
slechts twee gewone lekke banden. De Schwalbe Marathon Racer
buitenbanden van 40 mm bleken goed te voldoen, hoewel de lek- en
slijtagebestendigheid van de uit productie genomen voorganger beter was.
Had je nog lichamelijke ongemakken tijdens je tocht ?
Een groot voordeel van een ligfiets is juist, dat je weinig
lichamelijke ongemakken hebt. Zorg wel, dat je fiets goed aan je wensen
is aangepast. Op mijn zitje heb ik een heel goed kussen (Rainbow dikke
uitvoering). Omdat de wervels van mijn ruggegraat kennelijk ver
uitsteken en door het kussen tegen het zitje aankomen had ik op het
stoeltje nog opvulstukken geplakt van kampeermatjesschuim. Op zo'n
manier kun je dagen zonder probleem op de fiets doorbrengen.
Ik had soms wel last van een stekende pijn in mijn voeten. Dat wordt
volgens mij vooral veroorzaakt door het warme weer. Waarschijnlijk
stroomt het bloed onvoldoende door, mede veroorzaakt door de liggende
houding. Remedie: voeten zo nu en dan aan de grond en de schoenen losjes
aan.
Heb je extra trainingen gedaan voor deze tocht ?
Mijn uitgangsconditie was goed omdat ik het hele jaar in clubverband fiets. Voor vertrek doe je er goed aan veel kilometers te maken ? zonder natuurlijk al je reserves uit te putten - en ervoor te zorgen dat je naarmate het vertrek nadert voldoende tochten van 125 tot 150 kilometer hebt gefietst. Wat ook helpt is het 'rondje Nederland', dat ik vaak maak voordat ik voor een grote tocht vertrek: 500 km in 4 dagen. Dit jaar had ik voor vertrek 3.500 km gefietst.
Specifiek op klimmen heb ik niet getraind. Dat zou natuurlijk kunnen
door een aantal keren de Brienenoord brug op en af te gaan of met een
groot verzet tegen de wind in te fietsen. Wat natuurlijk wel helpt is
achter een peloton tourfietsers aan te rijden en steeds het gaatje dicht
moeten rijden omdat ze niet op je wachten.
Hoe hield je contact met het thuisfront ?
Ik heb geen mobieltje. Dat geeft maar extra gewicht en ik kan zonder.
In Frankrijk heb je overal nog telefooncellen. Je koopt een
telefoonkaart en klaar ben je. Elke dag of om de dag even naar huis
bellen. Omdat de route en het tijdschema bekend zijn, ben je altijd
gemakkelijk opspoorbaar.
Ga je wellicht over een paar jaar deze tocht weer doen ?
In 2000 zei ik: eens maar nooit weer. Dat zeg ik nu weer. De tocht is
bijzonder zwaar en ik word ook een jaartje ouder. Tijdens het fietsen
van de tocht gingen de cols me op een gegeven ogenblik de keel uit
hangen. Een extraatje om de Alpe d'Huez te kunnen doen heb ik daarom ook
maar laten zitten. Ik spaar mijn energie liever om nog eens wat nieuws
te doen.
Niet iedereen denkt er zo over. In het 110-cols register van 21 juli
2006 kun je zien, dat de tocht tweemaal is volbracht door 27 deelnemers;
drie maal: 11; viermaal: 4; vijfmaal: 3; zesmaal: 2 en zevenmaal: 1. Op
sommigen heeft de tocht kennelijk net zo'n verslavende werking als de
Jacobsroute.
Overweeg je om je fietsprestaties nog verder uit te breiden ?
Het fietsen in (West-)Europa heeft mijn voorkeur, hoewel Cuba en de
VS toch ook hun plaatsje op mijn verlanglijstje hebben. Een tocht naar
het Verre Oosten trekt mij niet zo (huiverig als ik ben voor slechte
wegen, materiaalpech en ander ongemak). Een tocht naar de Noordkaap
staat ook niet bovenaan: of het is te koud, of er zijn te veel knudjes.
Behalve het fietsen van een leuke tocht gaat het natuurlijk ook om het
neerzetten van een prestatie, die de prestaties van jezelf of van
anderen overtreft. M.a.w. het wordt pas leuk als je een bepaald doel aan
je tocht kunt verbinden. Zoals het fietsen van 'de zwaarste tocht ter
wereld' of het heen en weer fietsen naar Gibraltar, wat ik in 2003 heb
gedaan. Een van de volgende doelen zou kunnen zijn: het fietsen van een
tocht van 10.000 km. Dat zou een tocht langs alle Europese lidstaten
kunnen zijn, hoewel ik de hoofdsteden dan zou willen vermijden.
Hoe was je thuiskomst ?
Hoe plezierig het ook is om een verre tocht te maken: het doet altijd
goed weer in de warmte van de thuissituatie terug te keren. Wel is het
natuurlijk altijd weer een overgang. Wekenlang heb je dag in dag uit een
sportieve prestatie geleverd; bij thuiskomst loop je echter leeg als
een ballon en duurt het echt wel enige weken voordat je weer vol energie
bent. Na zo'n tocht is al je energie op en ben je ook de nodige kilo's
kwijt. Je moet dus bijeten, maar niet te veel, anders schiet je door en
ben je je mooie gewicht weer kwijt. Wat ook moeite koste is weer in het
gareel te komen van alle dag met al zijn verplichtingen en het wegwerken
van de achterstand hierbij.
Wat viel je als eerste op toen je weer op Nederlands grondgebied was ?
Terug in Nederland vallen mij toch het vlakke landschap, de verre wolkenluchten en de wind op. Daarnaast natuurlijk de goede fietsinfrastructuur. Er zijn natuurlijk ook dingen die negatief opvallen: tegelfietspaden en het gedrag van de Nederlandse automobilist tegenover fietsers. Dat valt toch tegen in een fietsland. Of met andere woorden, in Duitsland maar vooral in Frankrijk valt het gedrag van automobilisten tegenover fietsers reuze mee. Je moet dan natuurlijk niet op te grote wegen rijden,