(door Geert Pierlet, 2002)
Al bladerend in het magazine FIETS van mei 1999 viel mijn aandacht op een artikel over de Honderd Cols Tocht getiteld: “Superkick voor klimkanonnen”. Het jaar ervoor had ik mijn eerste fietsreiservaring beleefd, de superklassieke route naar Santiago de Compostela, retour, en de microbe had me al meteen te pakken. Niet dat ik me een echt “klimkanon” vind, maar het Cantabrisch gebergte op mijn reis naar Santiago, had ik toch redelijk goed verteerd, dacht ik. Ook bleven deze etappes het meest fris in mijn geheugen liggen als de topmomenten van deze 36-daagse fietsbelevenis.
Sinds het lezen van het artikel wist ik het: dit is de ultieme fietsuitdaging in Europa, en ooit zou er een dag komen, vroeg of laat dat ik het avontuur zou aanvatten. Dagen en nachten heb ik me trachten voor te stellen hoe het zou voelen om op eigen kracht op de hoogste cols aan te komen, hoe de adrenaline zou stromen over gans je lichaam bij de afdaling die na elke klim volgt.
Als je nog nooit met bagage de 1500 m overschreden hebt, en nooit dagenlang met grote hoogteverschillen te maken hebt gehad, is het zeer moeilijk in te schatten hoe de zwaarste fietstocht ter wereld vreet aan je gestel. Daarom reed ik eerst een tocht dwars door Frankrijk en over de beruchte Mont Ventoux naar Corsica, de berg in de zee. Alhoewel Corsica een prachtige brok natuur is, met zeldzame vlakke wegen, was voor mij de etappe over de Ventoux (vanuit Malaucene) het meest adembenemende moment van de hele reis. Wetende dat de klim naar de top van de reus van de Provence, op papier de zwaarste is van alle 100 cols, viel de inspanning eigenlijk nog wel mee. Wanneer je het ergste verwacht, is de werkelijkheid dikwijls makkelijker te dragen.
Toen bestond er geen twijfel meer, de Honderd Cols Tocht moest en zal gereden worden door ene Geert Pierlet. Ik wist dat de superstijve GT mountain bike, uitgerust met hydraulische Magura-remmen en het BOB-aanhangertje geschikte reisgezellen waren om het avontuur tot een goed einde te brengen. Deze fiets ken ik tot het kleinste moertje.
Om de grootsheid van de tocht aan te voelen, wilde de tocht persé in één keer uitrijden, helemaal alleen, met bagage en overnachtingen in campings. De nodige kaarten heb ik uit de welbekende gele Michelin-atlas ingescand, en daarop digitaal de te volgen weg opgetekend. Ook de plaatsen met een camping aangeduid en tevens de geschreven routebeschrijving van km tot km bijgenoteerd. Zo kwam ik uit op een tachtigtal geprinte deelkaartjes die perfect in mijn stuurtas pasten. Ik moet toegeven, het was een echt monnikenwerk, maar ik heb de route later zonder veel zoekwerk vlot kunnen volgen.
Op 17 mei 2002 begoneindelijk de tocht waar ik zo lang had naar uitgekeken. Met amper 2500 km fietskilometers in 4 ½ maand vroeg ik mij wel af of dit genoeg zou zijn om zo’n zware tocht tot een goed einde te brengen. Maar eigenlijk maakte die onzekerheid ook deel uit van het avontuur. Om alle vervoersproblemen naar Saverne uit te sluiten, en om de conditie nog wat bij te schroeven voordat het zware werk zou beginnen, besloot ik met de fiets naar Saverne te rijden. In België volgde ik grotendeels de Vlaanderen Fietsroute tot in Maastricht, waarna het via redelijk kalme wegen zuidwaarts ging via Malmedy naar het Groothertogdom Luxemburg. De vlakke weg (meestal fietspad) langs de Our- en Moezelvallei bracht mij naar de grensovergang met Frankrijk in Schengen.
Rustige wegen uitstippelen in Frankrijk is echt wel een makkie: neem de Michelinkaart schaal 1/200.000 en probeer zoveel mogelijk de wit gekleurde wegen aan mekaar te rijgen. Je zal zien dat dit bijna altijd mogelijk is zonder al te veel omwegen. Soms moet je de iets grotere D-wegen kiezen (de gele), maar deze blijken in praktijk ook nog vrij rustig te zijn. Vermijd in elk geval roodgekleurde N-wegen: hier gaat fietsen misschien wel het vlugst, maar fietsplezier vind je hier zeker niet. Mijn route voerde in de vruchtbare en glooiende Lorrainestreek, langs het stadje St-Avold naar Saverne. De 580 km gedurende 5 dagen vanuit Westmalle (20 km ten oosten van Antwerpen) blijken werkelijk een ideale opwarming voor het zware werk.
Saverne is een ideale startplaats voor de Honderd Cols Tocht: gezellig druk, niet te groot en een prima camping.
Toen ik in Saverne aankwam, was het nog maar 14.00 u en na de ‘verplichte’ stempel in het station, besloot ik de officiële Honderd Cols Tocht vandaag reeds in te zetten. Dat ik de tocht niet cadeau zal krijgen, werd al heel snel duidelijk: de eerste klim naar de Col de Valsberg is op zijn minst pittig te noemen. Het gemiddelde op die eerste 30 km bedroeg dan ook slechts 14.8 km/u. Ik voel me eerlijk gezegd toch wat onzeker voor wat komen zal: dat het zwaar zal worden, dat is nu wel zeker. Maar ik blijf er in geloven.
De klim naar de col de Donon kwam mij toch al redelijk stevig over: helemaal niet steil, maar toch wel vrij lang. En dan te bedenken dat deze col slechts op de 60ste plaats komt qua lastigheidsgraad. Het boezemt me toch wat angst in voor de echt zware etappes later. De andere klimmetjes vandaag waren niet lastig, maar met de stevige tegenwind op het einde van de dag was het toch geen flauwe rit.
Om mijn prestaties te bewijzen, moet er nu ook regelmatig gestempeld worden. Stempelen kan je in praktijk bijna overal: postkantoren, winkels, stations, benzinestations, campings, cafés... In feite vond ik het wel een leuke bezigheid omdat het dikwijls ook de aanleiding is om een babbeltje met de Fransen te beginnen. Men is steeds geïnteresseerd en op sommige plaatsen kent men de stempelprocedure al vrij goed vanwege de vele voorgangers.De camping in Epinal is nogal sober en onverzorgd, maar ze is niet zo ver van de stad gelegen en het sanitair is in orde. Epinal is geen toeristische stad, weinig mooie gebouwen, maar de Moezel geeft de stad wel een aangenaam karakter.
“Verplichte” rustdag want ganse dag onophoudelijke regen. Ten eerste al niet prettig om in te rijden. En ‘s morgens een natte tent inpakken om ze ‘s avonds kletsnat in de regen weer op te zetten is ook geen goed vooruitzicht. Daarom raad ik het echt aan om de tocht niet te strak te plannen: tel gerust een vijftal dagen bij je vooropgestelde traagste rittenschema. Ganse dagen rijden in de regen (zeker in de bergen), daar heeft niemand wat aan.
Vanmorgen vol goede moed, maar met een bang hart vertrokken. Door de dreigende lage wolken verwachtte ik elk moment dat de hemelsluizen weer zouden open gaan. Het bleef gelukkig droog en op het eind van de dag kwam de zon er zelfs stevig door. Vanwege het bange kijken naar al dat grijs in de lucht, heb ik vandaag wel heel wat kilometers op de teller kunnen zetten. Ik wilde nl. niet al te veel tijd “verspelen” aan uitrusten en eten! 158 km en bijna 8 uur op de fiets bleken uiteindelijk toch wel voldoende vandaag. Weinig klimwerk in deze streek, maar dit zal over een paar dagen wel danig veranderen.
De camping in Is-s-Tille was nog gesloten, maar met de fiets kon ik er gelukkig in. Er was water, de WC was open en het gras was kort gemaaid. Ik kon me er dus netjes neerzetten, en gratis bovendien.
Het weer blijft toch wat kwakkelen: vanmorgen een paar uurtjes in de regen moeten peddelen, daarna droog maar met hele zware wolken. En dan nog wat tegenwind. Als reizigende fietser is het weer dikwijls de bepalende factor voor het al dan niet welslagen van een vakantie. Gelukkig heb ik nog zo’n 5 weken te gaan, dus het zal ooit wel eens beter worden. Vanwege de regendreiging, en ook omdat Beaune een mooie stad is, met een uitstekende camping, vandaag weinig kilometers gebold. Zo had ik nog tijd om de stad, waar alles in het teken van de wijn staat, te bezoeken. ‘s Avonds lekker gegeten op de camping met een wijntje uit de streek erbij onder een waterzonnetje en de moraal stijgt weer zienderogen.
Ziezo, 1/5 van de tocht zit erop, maar vermoedelijk wel het makkelijkste deel. Vandaag een heel gezapige etappe met slechts een paar geen al te moeilijke klimmetjes op het eind. Maar dit geeft me wel de gelegenheid om ten volle van de Bourgognestreek te genieten. Volgens mij één van de mooiste streken van Frankrijk, cultuurhistorisch gezien: hele mooie stadjes in een typische bouwstijl. Prima fietsweer: 15 à 20°C en meestal zon. De wind blijft echter redelijk tegenwaaien. Een mens kan nu eenmaal niet alles hebben.
Omdat ik wist dat Cluny een prima camping heeft, en het stadje zelf interessant genoeg is om wat rond te slenteren, heb ik er weer geen te lange etappe van gemaakt. We hoeven ons echt niet af te jagen, het is trouwens vakantie en zondag bovendien.
De toch wel redelijk bergachige Beaujolaisstreek is zeker niet te onderschatten. Een aaneenrijging van klimmetjes tot 6 à 700 m, met weinig vlak ertussen. Toch heb ik de rit goed verteerd, maar dit moet ook wel, want dit is waarschijnlijk kinderspel in vergelijking met hetgeen komen zal. Over het weer mag ik tegenwoordig niet klagen: zo goed als droog, eerder fris en weinig wind. Fietsweer!
De kleine camping in het vreemde dorpje Panissières is zonder bewaking. En omdat de gardien niet kwam opdagen, gratis voor mij. Reizen met fiets en tent is echt wel goedkoop.
We klimmen nu al regelmatig boven de 1000 m, en het is daar toch al redelijk fris. Wat zal dat worden op de cols boven de 2000 m? Momenteel zijn er nog veel cols gesloten (Tourmalet, Aubisque, Bonette, Iséran) en ik hoop echt dat ze kortelings geopend worden!
De Croix de l’Homme Mort (25e geklasseerd) is tot nu toe de zwaarste klim. Heel lang (16 km) maar niet zo steil. Het was te doen, maar hoe ik de echte kanonnen zal verdragen: het blijft een vraagteken.
Weeral een gesloten camping in La Chaise Dieu, dus weeral gratis kamperen, maar heel gezellig is het toch niet: een heel groot domein, ver van het stadje en helemaal verlaten. Campings zijn hier dikwijls buiten het hoogzeizoen nog niet geopend, maar meestal kan je er met de fiets wel op om er je tentje neer te zetten. In Frankrijk heeft men mij nog nooit uit een gesloten camping of van een zelf gezocht kampeerplekje ‘verjaagd’. Dorpsbewoners blijven steeds vriendelijk en begrijpend tegenover fietsers. Een wieler-minded volk, steeds klaar voor een babbeltje.
La Chaise Dieu is minder toeristisch dan ik verwacht had en wordt beheerst door de oude kloosterkerk.
Over het weer mag ik echt niet klagen vandaag: heel veel zon, niet te warm of te koud. Enkel een lichte tegenwind. De rit van vandaag was al een voorproefje van de hoge cols: de klim naar de Puy Marie in de Cantal begint er al op te lijken. De laatste 2 km klimt de smalle weg tegen een bijna loodrechte wand omhoog aan een straf stijgingspercentage. Caravans en vrachtwagens zijn hier verboden op deze spectaculaire weg. Het superkleine mountain-bike-verzet (22voor/28achter!!) bewees hier goede diensten.
In Jussac was de camping weeral gesloten en ik wilde echt geen meter meer verder fietsen. Bijna 10 uren op de fiets is meer dan genoeg. Als ik bedenk dat ik gepland had om dagelijks slechts 86 km gemiddeld te moeten rijden om op tijd thuis te komen, dan zie ik het in het hooggebergte ook wel zitten. Tenminste bij goed weer.
Vanmorgen erg koud, maar een paar graden boven 0. Maar overdag lekker warm. Na de ‘monsteretappe’ van gisteren, een korte rit vandaag, omdat ik Rocamadour zeker wilde bezoeken. En het was de moeite ook: een prachtig oud stadje tegen de wand van een gorge. Toeristisch erg bekend, maar zo vroeg in het seizoen toch niet te druk. De camping hier is ook een aanrader met ook wat fietscollega’s. Zo was er een Nieuw-Zeelands koppel dat Frankrijk bezocht vooral omwille van de oude cultuur (de huizen in Rocamadour waren er al, toen in Nieuw-Zeeland nog geen blanken woonden). Ook een Nederlands koppel op weg naar Santiago met enkel de Vlaanderen Fietsroute als referentie. Maar ze komen er wel: ze hebben tijd ‘zat’ en ze logeren in hotelletjes bij slecht weer. Ze waren in tegenstelling tot de Nieuw-Zeelanders piekfijn uigerust.
Van de lange namiddag en de stralende zon, heb ik geprofiteerd om de kleren (en mezelf) eens goed uit te wassen om er morgen weer fris in te vliegen.
De zomer is nu echt losgebroken: het asfalt kleeft hier en daar al aan de bandjes. Maar je hoort me niet klagen. Vandaag toch heel wat iets bredere wegen, d.w.z. wat drukker voorbijsnorrend verkeer en wat minder bochten. Niet iets waar ik naar uitzie. De Franse automobilisten, die men al eens bestempelt als wegpiraten, zijn in praktijk uiterst behoedzaam wanneer ze een fietser naderen: steeds laten ze je een zee van plaats bij het inhalen. Hier en daar toch een mooi dorpje in de Lot, maar voor de rest weinig spectaculaire, tamelijk vlakke wegen. De camping (bij een meertje) ligt er verlaten bij. Ideaal voor een verkwikkende nachtrust.
Vrij vlakke rit, en weinig spectaculairs te zien hier. Maar in de verte zijn de contouren van de Pyreneeën al te ontwaren. Toch wel een beetje bangelijk, maar ook wel aantrekkelijk. Toffe camping hier, uitgebaat door een vriendelijke Engelsman.
‘s Morgens mistig, maar rond 10 u begon de zon er stevig door te komen en werd het broeierig warm. Door Pau rijden ‘s zondags was geen probleem. Zo te zien een hele mooie stad, maar toch wilde ik doorrijden: mijn ‘verplichtingen’ liggen in de bergen die alsmaar dichter bijkomen. Na 100 km heb ik het toch maar geriskeerd om bij heet weer de Marie Blanque te beklimmen. Volgens het boekje een erg steile (!!) klim. En ik heb het gevoeld ook. Op het kleinste verzet tegen 5 à 6 km/u naar boven klauteren. Ik voelde even mijn hart kloppen tot in mijn voorhoofd. Even niet duwen was stilvallen. De afdaling was schitterend: prachtige bergweiden en uitzicht over besneeuwde toppen. Hier doen we het dus voor. Er dreigt wel onweer: donkere wolken hebben zich in een mum van tijd meester gemaakt over de bergen.
Verder, en dat is nog erger, is de Aubisque nog steeds gesloten vanaf de top tot aan de Soulor wegens werkzaamheden. Het is zo dat de bergwegen na het winterseizoen steeds een opknapbeurt krijgen, zoals verzakkingen repareren en de weg vrijmaken van stenen en rotsblokken. Volgens de toeristische dienst is de Aubisque ook voor fietsers afgesloten. Dit zou tot half juni duren, en zo lang kon ik natuurlijk niet wachten. Gesloten passen op de Honderd Cols Tocht, zelfs in de zomer, zijn geen uitzondering.
Ik verkoos dan maar met tegenzin de Aubisque te omzeilen via Lourdes, waar ik omwille van het druilerige weer al maar gestopt ben. Een heel interessant campingetje in het midden van het centrum. In Lourdes is trouwens ook wel wat te zien: de grot, de basiliek, het kasteel, de boetiekjes met prullaria en bovendien was het er nog niet te druk. De ontroerde, dikwijls zieke mensen die aan de grot passeren, ’t is om de krop in de keel te krijgen. Dan pas besef ik hoeveel redenen ik heb om gelukkig te zijn.
Drie dagen bijna onophoudelijk regen, en de vorstgrens op 1500 m. Dit heeft geen zin om de Tourmalet over te trekken. Het landschap laat zich dan toch niet bewonderen, en het is gevaarlijk bovendien. Wachten dan maar. Gelukkig is hier veel te zien, maar 3½ dag Lourdes is voor mij toch meer dan genoeg. Eindelijk voorspellen ze vrijdag wat opklaringen (ik begon al te wanhopen), dus mijn drinkbus gevuld met het Heilige Water om er morgen weer in te vliegen. Ik kan nauwelijks wachten.
Eindelijk weer de zon, maar wel koud: de hele dag met beenstukken en winterhandschoenen gereden. De eerste 30 km tot in Luz-St.Sauveur, waar ik weer op de officiële route kwam, liepen lichtjes oplopend, en toen begon de beruchte Tourmalet, de zwaarste col in de Pyreneeën. 18 km met een gemiddeld steigingspercentage van 8 %. De laatste 4 km in de sneeuw, maar gelukkig op droog asfalt. Dus koud op de top, en vooral tijdens de afdaling: spieren verkrampten en mijn handschoenen konden me maar moeilijk beschermen. Na de afdaling ging het weer meteen bergop richting Col d’Aspin. Die eerste honderden meters weer op kleiner verzet pijnigden de spieren brutaal. Zoiets had ik nog nooit meegemaakt. Ik raakte amper vooruit. Voortaan zal ik in de afdalingen, waar het mogelijk is, proberen bij te duwen om de spieren los te houden.
De Col d’Aspin is heel wat minder hoog en steil, maar toch nog stevig kuitenwerk. Heel mooi uitzicht op de top van de omringende besneeuwde bergtoppen. En helemaal tussen de loslopende koeien. Maar vanuit het westen ook zicht op een grijze wolkenmassa, dus daarom (en ook wel een beetje omdat ik al redelijk moe was) heb ik de Peyresourde laten wachten tot de volgende etappe.
Arreau is best wel een mooi dorpje met een prima camping met een TV-zaaltje. Dus zoals verwacht, ‘s avonds weeral regen. Het weer begint me nu toch echt tegen te steken. Ook heb ik momenteel niet zo’n sterk vertrouwen in de latere Alpenritten: ‘t is daar waarschijnlijk nog kouder (hoger en noordelijker). Vandaag heb ik zo’n beetje gewaar geworden wat prof-wielrenners voelen in de Ronde van Frankrijk. Ze zijn daar wel omringd met de grootste zorgen, maar dit is zeker geen overbodige luxe.
Ganse dag regen! Gelukkig is in het dorp kermis, is er op TV het WK-voetbal en de damesfinale van Roland Garros. En bovendien nodigde een ouder Frans koppel me uit voor een tas koffie in hun mobil-home. Deze dag dus zonder problemen doorgekomen.
Vanmorgen nog wat regen, maar rond 9 u hield het op en ben ik vol goede moed met pak en zak weer vertrokken. Drie cols vandaag op het programma: de Peyresourde (de zwaarste), de Menté (de specaculairste) en de Portet d’Aspet (de steilste). Op deze wegen is Tourgeschiedenis geschreven: op de Menté viel Ocagna en moest hij de gele trui overlaten aan onze Merckx die later de Tour ook won. Prachtige klim met veel haarspelden, waardoor je ook werkelijk ziet hoe ‘snel’ je stijgt. Op de verschrikkelijk steile afdaling van de Portet d’Aspet kwam Fabio Casartelli in 1995 dodelijk ten val toen hij de bocht miste en tegen een muurtje terecht kwam. Je wordt dan even stil als je deze onheilsplaats (waar nu een gedenksteen geplaatst is) voorbij fietst. Het landschap was iets minder fraai dan gisteren, maar er kwamen dan ook wel veel wolken het uitzicht verpesten.
Het fietsen met een BOB-aanhangertje in de bergen blijkt tot nu toe goed mee te vallen. Het is natuurlijk hard werken met 12.5 kg bagage + proviand, maar dit geldt even goed wanneer je fietst met tassen. Wanneer je de tocht met bagage wil uitrijden, moet je het wel kunnen verdragen dat andere fietsers op superlicht materiaal je voorbijfietsen, al is dat laatste niet steeds zonder moeite. Ik durf schatten dat de gemiddelde snelheid met bagage zo’n 5 km lager ligt. Zorg in elk geval voor voldoende versnellingen (mountain-bike verzet). Het grote voordeel is zeker het gevoel van ongebondenheid en vrijheid. Je hebt ook steeds een excuus achter de hand wanneer anderen je voorbij fietsen. De tocht fietsen met ‘bezemwagen’ zal heel wat ‘heroiek’ doen verloren gaan en bovendien kan de verleiding soms groot zijn om stukken met de wagen af te leggen, zeker bij slecht weer.
Zware dag vandaag met vier cols van formaat. Het bleef de ganse dag fris (ideaal om te klimmen) en droog. Mooie vergezichten kreeg ik nauwelijks te zien: de wolken bedekten regelmatig de cols. De Col d’Agnes was zwaar, maar met een hele mooie afdaling waar de koeien en schapen zomaar over de weg liepen. Dan kwam de Peguere: bijna 4 km klim aan een stijgingspecentage van 18%. Dit is de steilste col van allemaal. Hier wilde ik kost wat kost oprijden zonder stoppen: weliswaar stapvoets (4 à 5 km/u), maar het lukte. Trouwens, een zwaar beladen fiets te voet voortduwen op zulke helling is minstens even lastig. De beloning was een aangename niet te steile afdaling van 25 km tot in Foix.
Hele makkelijke rit vandaag. Een paar ‘molshopen’ en de rest in dalende lijn. In Carcassonne wilde ik toch stoppen, want deze Middeleeuwse versterkte stad is zeker de moeite waard. De prima camping is hier ook zeer goed gelegen, niet ver van de stad. Verder stralend weer. Een geslaagde dag.
Na een laatste blik te hebben geworpen op de besneeuwde toppen van de Pyreneeën gaat het nu richting Cevennen.Diepe kloven met heldere riviertjes en af en toe een pittoresk dorpje, bepalen hier het landschap. Redelijk wat klimwerk, maar toch maar klein bier in vergelijking met de Pyreneeën. De twee campings in Brusque zijn beide nog gesloten, maar ik heb mijn tentje er toch maar rechtgezet, alhoewel er geen WC of water is. Er is wel een fris stromend riviertje. Het kan voor één nachtje wel volstaan.
De causses en de gorges van de Cevennen zijn echt wel indrukwekkend. Ongerepte natuur! De hitte is hier bijna hoorbaar: lastig om te klimmen, maar het is heerlijk dalen. Een eerste technisch probleempje: de rits van mijn wielertruitje heeft het begeven, maar met deze hitte is dit momenteel geen nadeel.
De natuur blijft ruw in de Cevennen. De klim naar de Mont Aigoual viel ontzettend goed mee: wel lang, maar bijlange niet steil (tegen 11 à 12 km/u naar boven). Het uitzicht bovenop is mooi en er is ook een interessant museum van het ‘Météo France’ (gratis). De twee andere klimmetjes waren op papier veel minder zwaar, maar ik heb er toch op afgezien: niet lang, maar heel steil en dit bij temperaturen van meer dan 30°C. Ik ben bevredigd vandaag. De camping in het gezellige St.Jean-du-Gard is tip-top in orde en iedereen is er bijzonder vriendelijk.
Tijdens inspectie van mijn fiets zag ik ook reeds een klein scheurtje in de bijna helemaal versleten achterband (nochtans nieuw bij vertrek in Westmalle). Hier durf ik zeker niet mee het hooggebergte intrekken over een paar dagen. Hopelijk vind ik morgen een geschikt slick-bandje.
Relatief makkelijke rit vandaag. De hitte blijft wel, maar dit is niet zo erg. Het is kwestie van vroeg te vertrekken en te zorgen voor genoeg drank. Normaal gezien is dit geen probleem, want in de meeste stadjes vind je wel een openbaar toilet. Ook het gebruikelijke kraantje op het kerkhof heeft me al een paar keer van de uitdroging gered. In de hypermarché van Carpentras heb ik gelukkig nieuwe fietsbandjes gevonden (mooie Hutchinson-slicks). Ook een nieuw fietspakje en een extra bidon. Fietswinkels met wat deftig materiaal zijn in Frankrijk soms ver te zoeken! Ik kan er weer vol tegenaan morgen. Zal ook wel moeten want ik kampeer hier in de schaduw van de beruchte Mont Ventoux.
Vandaag stond de ‘Géant du Provence’ op het programma, de col n° 1 van de 100, de schrik van elke wielrenner. Ik heb het wel zo geregeld dat ik hem ‘s morgens kon beklimmen, want met de hitte dezer dagen is het in de namiddag een bijna ondoenbare klus voor normale mensen. Er werd vandaag ook een autorally georganiseerd op de flank van de Ventoux tussen St Estève en Chalet Reynard. Gelukkig pas vanaf ‘s namiddags en ik kon onopgemerkt op het parcours komen zonder te betalen. En zo kon ik rekenen op af en toe wat aanmoedigingen van vroege toeschouwers. Voorbij Chalet Reynard, waar het maanlandschap begint en een plekje met schaduw haast onvindbaar is, werd het plots doodstil en was ik alleen met de Ventoux.... Een bijzonder moment!
Na uren onverzettelijk harken is de beloning op de top navenant. Eén van de meest grandioze uitzichten in Frankrijk. Heel wat verbaasde gezichten op de top wanneer je daar aankomt met een volgepakte karretje. Goed gek, hoor ik de mensen denken. De afdaling naar Malaucene ligt er perfect bij: weinig haarspelden en een luxueus wegdek. Afdalen met een BOB loopt als een treintje: het is net iets moeilijker om in de bochten bij te sturen, maar in de afdaling van de Ventoux kon ik toch zonder risico gemakkelijk 65 km/u halen. Vandaag was in elk geval een hoogdag.
De dag begonnen met de col de l’Homme Mort: toch niet zo zwaar als zijn naam doet vermoeden. Ik hou van de Provence met zijn stille dorpjes en levendige stadjes. Nochtans heb ik niet de tijd genomen om zulke dorpjes te bezoeken, want ik wilde vooral veel kilometers maken in de voormiddag, wanneer de temperatuur nog enigszins draaglijk is. ‘s Namiddags wordt het echt wel warm: het zweet en de zonnebrandcrème gutst dan van het voorhoofd en komen prikkend in de ogen terecht. Toch klaag ik niet. Alles beter dan regen.
En dan in de namiddag uitrusten in de schaduw van de platanen op een gezellige camping is ook wel heerlijk, zoals hier in Riez, weer zo’n oud dorpje met smalle straatjes en gezellige pleintjes. Met een bekertje wijn, een lekkere blikmaaltijd en een stukje Frans brood jezelf helemaal voldaan voelen na een zware dag: het maakt het toch allemaal de moeite waard.
Langs de indrukwekkende Verdon stilletjes aan naar de Alpen. In St.Auban wachtte een verrassing. Plots draait de weg naar een bergwand waar hij lijkt dood te lopen. Maar bij nader inzien kronkelt de weg in een uiterst smalle kloof een paar honderd meter verder naar een volgend dal. Daarna kwam de col de Buis, een echte kuitenbijter, 3 km steil omhoog, maar toch minder dan de Peguerre in de Pyreneeën. Het prachtige dorp Entrevaux is een juweeltje en mag je zeker niet links laten liggen.
Het eerste deel van de etappe voerde me langs de enorm mooie en dikwijls spectaculaire Gorges du Cians naar de Col de Couillole. De oude weg gaat een paar keer door een smalle donkere kloof (auto’s worden afgeleid langs minder interessante tunneltjes). Hier verveel je je geen moment.
Mijn karretje heeft onderweg ook dikwijls veel bekijks en wanneer ik dan vertel van waar ik kom en welke richting ik uitga dan is al meerdere keren het woord ‘chapeau’ gevallen. Mensen roepen ook dikwijls spontaan ‘bon courage’ en ik moet toegeven: zoiets geeft direct toch wat meer energie. Maar vanwege de voortdurende hitte was die 86 km toch voldoende vandaag. Ik moet er in elk geval voor zorgen om dagelijks te recupereren om nooit oververmoeid te raken.
In de bergen fietsen met bagage: ‘t is beestig. ‘t Is beestig zwaar: de weerselementen voel je dubbel zo intens. Meer dan 100 km/dag tegen een gemiddelde van net 14 km/u en twee cols is voldoende om ‘s avonds uitgeput aan te komen. Ook de schijnbaar vlakke stukken in de valleien tussen twee cols vragen energie. Voortdurend is het dan vermoeiend vals plat. Fietsen over de bergen van vallei naar vallei: ‘t is ook beestig mooi. De afwisselende landschappen, de bergdorpjes, de grappige marmotten die her en der hun kopje opsteken, de kabbelende bergriviertjes, de klaterende watervallen, de spectaculaire wegenconstructies, Een laaglander raakt er nooit op uitgekeken.
Vandaag, ‘alweer’ zomers heet, stond de hoogst geasfalteerde col van Europa op het programma: de Bonnette - Restefond. Lang, meestal niet te steil, maar ook niet supermooi (weinig haarspelden) en het uitzicht op de top is mooi, maar niet super. Maar alleen het feit dat dit de hoogste van Europa is, maakt veel goed. Het is en blijft een uitdaging.
De Col de Vars is heel wat steiler (gemiddeld 9%), maar niet zo lang. In Arvieux (een klein bergdorpje) kampeer ik voor de eerste keer op een ‘Camping a la Ferme’. Het betekent rustig kamperen op een propere weide met een ongeëvenaard uitzicht. Het sanitair is in een stal, maar proper. Er is zelfs een diepvriezer en koelkast voorhanden.
De dag begon al meteen met de Col d’Izoard. De laatste 5 km van deze Col zijn werkelijk prachtig (Casse Déserte) in een kaal landschap. Dit is een aanrader! Daarna een lange klim naar Briançon, de hoogste stad van Europa en van daaruit weer klimmen naar de Lautaret. Een zeer oninteressante col: laag steigingspercentage via een grote baan en bijna geen bochten. Van op de Lautaret klimt een veel plezierigere weg verder naar de Galibier, met een heel steil ‘staartje’. Het stikt hier van de motoren in deze streek (meestal dikke Duitsers): ieder zijn hobby natuurlijk. Daarna een zeer lange afdaling via Valloire en een klein knikje (de Télégraphe) tot in het dal van de Arc. De weg tot in Modane is om zo vlug mogelijk te vergeten: vals plat omhoog op een gelukkig niet te drukke brede N-weg. Boeiend is anders, maar in het hooggebergte zijn zulke wegen af en toe onvermijdelijk. De hitte was iets minder drukkend vandaag, met af en toe wat wolkenvelden. Hierdoor voelden de benen goed: op de Izoard kon een wielertoerist met lichte spulletjes amper volgen, en ook de Galibier heb ik goed verteerd.
In Modane (nabij de Fréjus-tunnel naar Italie) was het, zoals in heel Frankrijk Fète de la Musique op 21 juni. Dit betekent gratis optredens van lokale bandjes in alle steden. Prima manier om een geslaagde dag af te sluiten.
Vandaag slechts één col, maar wat voor één. Maar enkele meters lager dan de Bonette: de Col de l’Iseran. Vanuit Modane was het nog 60 km, meestal klimmen tot de top. In Bonneval (een mooi authentiek Alpendorpje) begint de echte klim: hier kom je terecht in een Alpenlandschap zoals je op kalenders en prentkaarten ziet. Zo heb ik me de Alpen altijd voorgesteld: grasweiden met ontelbare bloemen en uitzicht op besneeuwde rotsige pieken, 360° rondom. De sneeuw ligt hier op sommige plaatsen nog een paar meter dik, nochtans heel warm hier: zonnebaden in badpak is op de top geen probleem.
Na 60 km klimmen, was het 50 km dalen via het bijna uitgestorven Val d’Isere tot in Bourg St-Maurice. In de zomer leeft hier het wielrennen: Bourg St-Maurice is dan ook een prima uitvalsbasis om de omringende cols te beklimmen.
Vandaag de laatste Alpencols in ‘weeral’ een snikhete dag. De zwaarste Col vandaag, de Roselend, ging vlot. In de vroegte is het nog niet zo warm en zijn de benen nog fris.‘Un col très joli’ zouden de Fransen zeggen. Ook de afdaling was ‘joli’ langs een stuwmeer tot in het toeristische stadje Beaufort. In tegenstelling met de klim naar het lelijke skicentrum les Saisies, die heel wat minder interessant was. Het uitzicht van op de Col des Aravis op het in de zon glinsterende Mont-Blanc massief was dan wel weer een aanrader. Daarna nog de Col de Croix-Fry, slechts een vervelende speldenprik. Een Franse wielertoerist die me naar boven had zien harken met mijn karretje, bekeek vol interesse mijn stempelboekje. Hij vroeg van waar ik afkomstig was, en toen ik antwoordde ‘de Belgique’, repliceerde hij droogweg: ‘Les Belges sont fous’. Gek ja,... maar gelukkig! De lange afzink naar het kristalheldere meer van Annecy was welgekomen, want vandaag toch redelijk afgezien. Klimmen bij meer dan 30°C is pure slavenarbeid. De Honderd Cols Tocht krijg je niet cadeau, dat heb ik ondertussen goed begrepen.
De rit met de laagste gemiddelde snelheid tot nu toe, en nochtans is het hooggebergte achter de rug. De Col du Clergeon is een verraderlijke helling: vrij steil en lang ; dit verwacht je niet meer na het Alpengeweld. En dan wachtte de Grand Colombier: vanop afstand boezemt deze berg al angst in, zeker vandaag met de voorbijschuivende zware wolken die de top regelmatig verstoppen. Deze Col is niet voor niets als vierde geklasseerd van de honderd hellingen: 18 km klim, met enkele zeer steile stroken. Hier heb ik bijna luidop gevloekt. En dan die vervelende vliegen, die afkomen op het zweet in je aangezicht en de hele tijd rond je hoofd blijven cirkelen en af en toe kriebelend neerstrijken. De ettertjes kunnen makkelijk het tempo van amper 5 km/u volgen. Maar als je dan op de top van de Grand Colombier staat, dan is het toch weer allemaal de moeite waard geweest. Spijtig van de zware wolken, want bij stralend weer moet het uitzicht vanaf hier op de Alpen subliem zijn. De camping in het kleine dorpje Songieu was verlaten, maar met prima sanitair. De douche spoelde alle ‘ellende’ van de voorbije dag van mijn lichaam, een onbeschrijfelijk heerlijk gevoel.
De benen waren beter dan gisteren, de vier colletjes waren wel een stuk minder steil. Tegen gemiddeld 12 km/u is het aangenaam klimmen. De Jura is een aangename en rustige streek, maar net iets te weinig spectaculair, zeker na de overweldigende voorbije weken. De camping hier in Mouthe was helemaal ingepalmd door een bataljon Franse soldaten. Gelukkig liet de campingbaas me staan op een nogal ruw terreintje net naast de camping. Niet echt comfortabel, maar wel gratis. Er was ook nog een mooi grasveldje vrij, maar daar mocht ik m’n tentje niet opzetten. ‘s Anderendaags wist ik waarom: er stond daar een vlaggenmast en het hele bataljon werd keurig in rijen op het plein ervoor opgesteld om er de Franse driekleur te groeten. Waarschijnlijk zou ik het zicht wat bedorven hebben met al mijn kleurrijke kampeerspulletjes.
Weinig spectaculairs te vermelden vandaag: enkele mooie dorpen in een zeer rustig en heuvelachtig landschap. Steeds een stralende zon en een aangename temperatuur, maar wel met een vervelende noordoostenwind, dus pal op kop. l’Isle is een fraai dorp met een goede camping aan de heldere Doubs (vanmorgen in Mouthe stond ik nog aan de bron ervan).
Het laatste bergmassief ingetrokken: de Vogezen met de Ballon d’Alsace. Helemaal niet steil: ik heb voor het grootste gedeelte vlot mijn middenblad kunnen blijven gebruiken. De Col is in vergelijking met hetgeen reeds gepasseerd is, niet echt boeiend te noemen. De Col de Bussang is zeker de lelijkste en meest onplezierige fietsstrook geweest langs de drukke N66, waar veel camions voorbij razen. Gelukkig ook weer vlug vergeten, want daarna volgde er een mooie fietsroute door de vallei van de Thur tot in Willer.
‘s Morgens was ik al vlug opgewarmd op de Grand Ballon. Met uitgeruste benen toch een niet zo zware col. De weg volgde daarna vrij vlak de mooie Route des Crêtes tot de Col de la Schlucht richting Munster. De klimmetjes die daarop volgden zijn vermeldingswaardig, maar vrij gemakkelijk doenbaar. Maar ik sta nu ook heel wat scherper dan 40 dagen geleden, merk ik. De dorpjes en stadjes doen erg Duits aan. ‘t Is weer eens wat anders. Goed verzorgde camping in het kleine Gemaingoutte.
De laatste loodjes van de Honderd Cols Tocht, waren wel niet de zwaarste. Toch ben ik vandaag redelijk moe aangekomen in Saverne: de Honderd Cols Tocht is nooit gemakkelijk, en zo hoort het ook. Dus hier sta ik dan terug in Saverne, 7 kg lichter en een hele ervaring rijker. Ik heb een groot stuk van Frankrijk gezien, maar ook gevoeld.
De Honderd Cols Tocht zal voor de rest van mijn dagen in mijn geheugen gegrift blijven. Dit kan niemand mij ooit nog afnemen. Voor herhaling vatbaar? Ik denk er niet aan. (voorlopig toch)
- o -
Je moet geen supermens zijn om de tocht tot een goed einde te brengen: ikzelf ben het bewijs. Met relatief weinig voorbereiding kon ik de tocht met bagage uitrijden in 35 etappes met een gemiddelde van 116 km per dag aan 17.5 km/u. Dit komt overeen met 6 u 39 min fietsen per dag. Maar onderschat de tocht toch maar niet: voor elke meter bergop moet wel degelijk gewerkt worden!
De grootste vijand van de honderd cols fietser is ongetwijfeld het weer. Ikzelf heb slechts 5 uitgeregende dagen gehad, altijd warm (of heet), behalve in de Pyreneeën. Nooit onweer, wolkbreuken of ander onheil in de lucht. Niet elke Honderd Cols Tochtrijder heeft zoveel geluk, neem ik aan. Zoveel zelfvoldoening als tijdens de eerste weken na de tocht heb ik nog nooit gevoeld. Gewoonweg heerlijk.
Nu, 6 maanden later, spookt het opnieuw door mijn hoofd om de tocht nog eens te rijden in omgekeerde zin. Zou de Honderd Cols Tocht dan toch verslavend zijn?