(door Marjan Sprenkels en Theo Weggemans, 2010)
Vooraf
"Hoe lang kan je niet gaan?”
Begin september 2001 las ik het artikel over de 100 cols tocht in Op Pad. “Goh, dat is een leuke route” zei ik nog tegen Theo. “Wel veel bergen, maar leuk zeg zo’n rondje Frankrijk”.
Wij hadden net onze randonneurs plus kampeerspullen klaar staan voor onze fietstocht naar Santiago de Compostella, waar we drie weken over wilden doen. Helaas, de dag voordat we wilden vertrekken, overleed mijn vader plotseling. En verliep de maand september heel anders dan gepland. We gingen nog wel een weekje naar Frankrijk, en de fietsen en de 100cols route ging mee. We regenden weg in de Vogezen, maar in de Provence hadden we nog een paar mooie dagen.
Het jaar erop zijn we alsnog naar Santiago gefietst. En in de jaren erop hebben we nog heel wat rondgefietst in Europa. Zowel op de randonneur (naar Toscane en Nice) maar ook steeds meer op de racefiets (de Zuid-franse alpen en de Dolomieten). En toen ik afgelopen najaar het artikel uit Op Pad weer tegen kwam, met die heerlijke inspirerende tekening (zie hieronder), was het plan voor 2009 snel duidelijk – we gaan de 100 cols tocht doen!
De voorbereiding
“Hoe licht kan je gaan?”
De voorbereiding kende drie elementen; de fietsen, de (route)planning en het trainen.
Qua fiets hadden we de moeilijke keuze tussen de randonneurs en de racefietsen. Voordeel van de randonneurs was vooral de hoeveelheid bagage, want wij kamperen graag onderweg. Echter gezien de hoeveelheid en de steilte van de bergen negen we toch erg naar de racefietsen – dat fietst toch veel lekkerder en sneller. Dan maar hotellen cq chambre de hautes en weinig extra cq schone kleren mee. Want ik had net een nieuwe snelle carbon racer gekocht, en zag mezelf al soepel de Tourmalet, de Galibier en de 98 andere cols omhoog peddelen. Maar, op een carbon fiets kan geen bagage(drager). Echter, Theo was ook aan een nieuwe racefiets toe, en dat bood perspectieven. Want onze plusminus 8 kilo bagage past in 2 tassen van Ortlieb, en dan past het op 1 fiets. In combi met beide een stuurtas moet dat voldoende zijn. Hierbij speelt dat onze ervaring is dat Theo sterker is, en dat dit prima te compenseren is met extra bagage. Zo ging ik op de randonneurs altijd met alleen lichte achtertassen, en Theo met achter- en voortassen. En dan bleken we ongeveer even sterk en even snel. Het is altijd even slikken (zowel voor mij als voor hem) dat de één minder bagage heeft dan de ander, maar het fietst gewoon veel lekkerder als je samen op kan fietsen, en de kop kan nemen of de ander kan oppeppen als het even wat minder gaat.
Zo gezegd, zo gedaan, dus wij op zoek naar een racefiets waar goed een bagagedrager op kan. Na enig gezoek en getwijfel (tussen een cross-racefiets, een Van Nicholas titanium frame en een licht aluminium frame) uitgekomen op een Wilier Lavaredo. Want het oog wil ook wat nietwaar? Met een lichtgewicht titanium bagagedragertje van Tubus, vakkundig door onze fietsenmaker uit Vrouwenakker gemonteerd op de achtervork. Zie foto voor onze racefietsen, klaar voor de tocht!
Onze fietsen zijn er al klaar voor (met dank aan All-Izi en Van Rijn & Zn)
De wintermaanden lenen zich ook prima voor gepuzzel op de kaart van Frankrijk. Met het routeboekje ernaast, kijken hoe de route eruit ziet. En zien dat het bijna allemaal rustige D-weggetjes zijn, en we amper door grote steden komen. Ook onze agenda’s erbij want hoe organiseren we voldoende dagen en wanneer, om een groot deel van de route in 2009 te fietsen. Want dat was en is natuurlijk wel onze ambitie.
We komen erop uit dat we in mei twee weken gaan en in september ook twee. Lekker voor en na de drukte, en ook minder warm. Wel met meer kans op regen, maar ja daar smelten we niet van. En dan fietsen we op regendagen gewoon wat minder ver. Waarbij afstanden tussen de 100 en 150 km door onze gedachten spelen, hoewel dat in de Pyreneeën en de Alpen wellicht wat overmoedig is?
Omdat het dit jaar zo’n sneeuwrijke winter was, was al snel duidelijk dat het in mei niet verstandig is om in de Alpen te gaan fietsen, en ook de Pyreneeën en zelfs de Puy-Mary zijn twijfelachtig. We besluiten te starten in Saverne in de Vogezen, zodat we ook een stukje Pyreneeën kunnen doen.
Ondertussen trainen we automatisch iets meer dan andere winters. We skiën minder dit jaar, maar spinnen des te meer. Ook fietsen we de zondagmorgens trouw door deze winter met ons fietsclubje de HKU (staat voor ons verzamelpunt, Het Kruispunt Uithoorn). In april doen we 2x een weekendje Limburg, waaronder de Amstel Gold Race. Die we met een gezellig fietsvrienden-groepje redelijk soepel in ruim 6u fietsen, dus dat gaf goede moed! Het weer zat mee de laatste weken, dus we fietsen ook de Ronde van Noord-Holland met Dieuwke en Arno, en de zaterdag voor vertrek op-en-neer naar de camping in Epe, waar Jan en Joke bivakkeren (d.w.z. 210 km op 1 dag). Al met al hebben we er begin mei al 2500 km opzitten dus dat is niet verkeerd. Alleen het “een paar kilo afvallen” is ons maar ten dele gelukt. Hoe dan ook, we hebben er echt zin in, en dat is toch het allerbelangrijkst. Lekker de hele dag buiten, actief met het lijf in de weer, door afwisselend landschap, en niet weten waar je ’s avonds uitkomt. Maar ook weten dat het altijd goed uitpakt, want na een dag fietsen smaakt al het eten lekker, en slaap je als een roos!
Materialen-praat | |
Fietsen: | - Cinelli Pro-Estrada, Carbon, Campagnola Chorus-compact, 7,5 kg ; lekker licht en strak - Wilier Laveredo, Aluminium, Ultegra light-triple, 9,5 kg; sterk en toch redelijk licht. |
Wielen: | - Marchisio Zefir X75, 1450 gram, max 75 kg; mooi setje lichte wielen voor lichte fietsers - Marchisio Solida X120, 1785 gram; sterke wielen ihlv de bagage(drager) achterop. Verder heeft Marchisio het grote voordeel van een eenvoudig wisselbare cassette, dus we hebben allebei een polder- en een bergverzet, waarbij mijn bergverzet kransjes 28 en 30 heeft, zodat ik met mijn compact toch nog redelijk licht hellingen van > 10% op kan trappen. - Banden; Specialized Armadillo, een mooie gitzwarte all-weather band, weliswaar wat zwaarder en stugger, maar rijdt ook minder snel lek. |
Kleding: | - 1 wisselsetje fietskleding (veel Assos want dat zit toch wel erg comfortabel) - Licht kledingsetje voor ’s avonds - Nep-crocs als lekkerzittende superlichte schoenen - Rainlegs, lange handschoenen en regenjasje voor koud/nat weer. |
Tassen: | - Waterdichte stuurtassen van Ortlieb; 2,5 kg (incl stuurtas) en eten voor onderweg - Waterdichte achtertassen; de Ortlieb (voor)tassen, 4,0 kg (incl tas) met vooral kleding - Zadeltas; Agu middelgrote zadeltas, dient als toilettas van 1,0 kg. |
Hieronder volgt het reisverslag van onze 1e 100-cols deel.
In deze vakantie, in mei 2009, doen we in twee weken de eerste 1500 km van de route.
Het reisverslag geeft een persoonlijke impressie per gebied.
1. De Vogezen (Saverne – Arches, km 0 -158) “Hoe groen kan het zijn?” |
Vertrek bij starthotel Gros de Garenne |
Wij beginnen deze monsterfietstocht bij het officiele startpunt in Saverne, vlakbij Strassbourg. Het is begin mei, het zonnetje schijnt overdag en ’s avonds en ’s nachts onweersregent het. De natuur is vreselijk groen en geel: in allerlei varianten van loof- en naaldbomen, en van koolzaad en brem, aangevuld met allerlei voorjaarsbloemen.
De Vogezen staan bekend als bergachtig, en dat hebben wij aan den lijve (en benen) kunnen ervaren: het klopt. Op de 1e fietsdag volgden de colletjes en côtes elkaar op, zoals de Spielberg, de Valsberg, de Col de l’Engin, de Col Donan, de Col de Praye etc, aaneengeschakeld door prachtige kleine D-weggetjes en Route Forestières. Een genot om er hier en nu te mogen fietsen, en niet alleen de ogen maar ook de neus open te houden, voor de heerlijke frisse voorjaarsgeuren.
|
|
|
Fraaie koolzaadvelden |
De Valsberg (net de Vaalserberg) |
Op en neer, Route Forestiere |
Overigens hadden we op de eerste dag, al na 10 km al onze eerste lekke band. Dat was even schrikken. Gelukkig is het daarbij gebleven. De twee extra binnenbanden die we nog snel gescoord hebben, zijn, net als de 3 andere, netjes in het doosje in de tas blijven zitten. Met dank aan de sterke nieuwe all-weather buitenbanden! Verder houdt ons materiaal zich prima en hebben we geen enkel materiaalprobleem mogen meemaken. De voortasjes met de kaart cq route erop voldoet prima, het eten en de jasje passen er makkelijk bij in. En ook de onevenredige bagageverdeling heeft het beoogde nivelleereffect, we fietsen hetzelfde tempo, en wisselen ook het kopwerk regelmatig af, als de tegenwind weer eens opsteekt.
2. Dwars door Noord Frankrijk (Arches – Chastel, km 158 – 824) “Waar kom je zoal terecht?”
|
Slapen in een hemelbed in de Auberge Authentique |
Ik had verwacht dat het na de Vogezen vlak(ker) zou worden. Nou, ik kwam moe en bedrogen uit. Het blijft namelijk zeer heuvelachtig. Okee, het aantal officiele cols is zeer beperkt, maar het aantal côtes (beklimmingen zonder top of doorsteek) blijft aanzienlijk. En ze hebben ook mooie namen, zoals Col de Magny(fiek), Côte de Capitaine, C^0te des Hautes (ja ja had ik ook kunnen bedenken), Col de la Croix de l’Orme en als klap op de vuurpijl Col de la Croix de l’Homme Mort.
Tot mijn schrik schakel ik met enige regelmaat op mijn kleinste verzet (34-30) om een voldoende soepele tred te kunnen handhaven. Het goede nieuws is dat ook de afdalingen heerlijk zijn, kilometer lange wroem stukken, waar je tussen de 40 en 50km per uur gaat, zonder te hoeven remmen. Wel is het rustig aan doen en opletten in de dorpjes, met slecht wegdek en weinig maar wel onverwachte (vracht)auto’s die ook geen fietsers verwachten.
Verder is het ook best zoeken naar café’s en supermarktjes en overnachtingsplekken, want die zijn allemaal niet dik gezaaid hier. Zo bleken in de Bourgogne ‘alle’ hotels op zondag dicht, wat ons 30 km omfietsen kostte, ook omdat de GPS ons, om onverklaarbare redenen, over een heuvelachtige route touristique stuurde. Wat aan het einde van de dag, met 150 km in de benen, en beginnende regen, nu niet erg fijn was. De Auberge Authentique waar we terecht kwamen, maakte echter veel goed; We aten overheerlijke verse asperges en in de open haard gegrilde faux filet, en sliepen in een hemelbed.
|
|
Fraai gecultiveerd heuvellandschap |
Theo staat er doodstil bij |
De volgende dag treffen we het minder, het 1 sterrenhotel langs de D-weg ziet er van afstand gezellig uit, maar als we naderhand goed rondkijken, is het gewoon vies. Het eten smaakt ons daardoor ook minder, zeker als de kok ons ’s avonds meeneemt naar de keuken als hij ons aanwijst hoe we de fietsen naar binnen mogen tillen (dus door, of eigenlijk meer over de keuken heen). De fietsen staan wel leuk in het restaurant, en het is best aardig om te ontbijten met je fiets naast je. We blijven ze mooi vinden om naar de kijken!
Drie dagen later en weer 420 km en 6000hm verder, komen we aan het einde van de middag langs een prachtig oud klooster (uit 926!), ingericht als gewoon Logis de France hotel. Een niet te versmaden plek, met piepende trappen en vloeren, hoge grote (bad)kamers en een overheerlijk menu-tje van linzensoep en lam, met een zeldzame zachte fromage blanc toe.
Zo kom je nog eens ergens, fietsend dwars door Frankrijk!
3. De Puy Mary (Chastel – St Julien, km 824 – 860)
|
Slecht weer rondom de Puy Mary |
We hadden gehoopt de Puy Mary op dag 6 te halen, maar door het een paar keer omrijden en het steeds regenachtiger weer, redden we dit niet. Op dag 6 zien we hem wel van verre, met sneeuw bovenop, en wolken en slecht weer eromheen. s’Middags strandden we, door- en doornat, in Murat. Nadat we de Côte de Mirial (van 500hm) en de korte maar steile Côte de Chastel in de regen hadden overwonnen. Gelukkig konden we ook in dit hotel de wasmachine gebruiken, en ons doornatte en zeer viesgespetterde fietskleren te wassen en te drogen. De Rainlegs bevallen ons overigens supergoed – lekker licht maar ondertussen houden ze je benen, knien en kruis warm en droog!
Maar goed, ik ging het over de Puy Mary hebben. Die maar 20 km en 800 hm van Murat afligt, en dus eenvoudig te bereiken zou moeten zijn. Tenminste, als het redelijk droog is, en als hij open is natuurlijk. Nou, dus niet! We komen, de borden “Col Fermé” en “Route Barré” negerend, tot 1,5km en 175 hm voor de col. Daar houden de wegwerkers ons tegen; ze zijn met de sneeuw en de weg bezig, en er is gevaar voor vallende stenen. Na enig aandringen, zouden we er eventueel tijdens hun lunchpauze doormogen. Echter, dat is pas na 13.00u, en nu is het 10u en koud, nat en winderig. Dus wij dalen af, terug naar Dienne, om in het enige en zeer eenvoudige cafétje daar, 2 grote bakken “café au lait” met een broodje van de plaatselijke bakker te nuttigen.
Om half 1 wagen we het er nogmaals op. Het is inmiddels droog en er is ook wat blauw in de lucht! Helaas niet voor lang want het begint weer te regenen en te waaien. Het is ook opvallend groen om ons heen. Verdacht groen, zegt Theo, het lijkt wel IJsland:ook zulk nat, lichgevend groen vulkaanlandschap. We zetten echter door, tillen de fietsen over de wegwerkers-barrage, en klimmen ook het laatste steile stukje (165 hm van 9,5% gem) redelijk makkelijk omhoog. De stenen en het gruis op de weg, de sneeuwresten en de regen zijn vervelender. Op de col maken we snel twee foto’s, en dalen af. In inmiddels stromende regen – brrrr.
|
|
Nog best veel sneeuw de laatste km |
En best veel regen op de col van de Puy Mary |
In het eerste grote dorp in/na de afdaling, Mandailles, zijn alle 2 de hotels “complet” (met wie weten we niet, er is niemand te zien en niets te zoeken, behalve als je van nat groen houdt natuurlijk). In het 2e hotel bellen we bij een kop thee een Logis de France verderop in St Julien: “Avez vous een chambre?”, “Bien Sur”. Als we weg willen fietsen barst er net een hoosregen los, dus we doen nog een chocolat chaud. En fietsen dan de laatste 10 natte kilometers van vandaag.De kamer, douche en wasmachine in het hotel zijn weer heerlijk. En als we in de warme serre, met zicht op de groene heuvels in de regen, aan een biertje zitten, nemen we het verloop van deze rare dag samen door: Maar 50km gefietst van de route en toch moe en tevreden, want hebben de Puy Mary (bijna 2x) gedaan!
4. Dwars door Zuid Franktijk (St-Julien – Maslanc, km 860 – 1325) “Hoe heerlijk het kan zijn om in het zonnetje van Bastide naar Bastide te fietsen” |
Eerste 1000km zitten erop |
De ochtend na de Puy Mary, schijnt het zonnetje ons weer vrolijk tegemoet. En wat is dat toch lekker: fietsen met de warme zon op je rug, lekker zweten en genieten van de frisse voorjaarswind. Want dat is wel een nadeel als je de route van de Vogezen naar de Pyreneen doet, je fiets naar het zuidwesten, dus grote kans op wind tegen. Wij hadden denk ik 8 van de 10 dagen windkracht 3 a 4 tegen, dus dat is wel een element om rekening mee te houden. Gelukkig hadden we ook 8 van de 10 dagen veel zon, dus wij waren al met al best gelukkig met het weer.
Een groot voordeel van zon, is dat het landschap er vriendelijk uitziet. In dit deel van de route is dat sowiezo het geval, veel boerenland, dus afwisselend bos, koeien/schapen/paarden en graan/groentjen/wijn/asperges en aardbeien. En tussendoor leuke dorpjes, welke overigens vaak op een heuvel liggen, met een grote kerk en een vestingmuur eromheen. Bastides noemen ze dat in deze streek. Veel van deze bastides mogen we van de route opfietsen en dat zijn leuke plekken voor koffie, lunch of yoghurtjes/fruit op het pleintje voor de kerk. Zo doen we Tournon aan, Puymirol, Rocamodour en vele anderen. Dat zijn echte genietmomenten, heerlijk op een bankje, op een mooie plek, wat lekkers eten en drinken. En de route bestuderen, kijken waar en hoe hoog de volgende col(s) en cote(s) zijn, en waar we ongeveer de volgende pauze kunnen gaan houden, en wat de potentiele slaapplaats voor vannacht zal zijn. Want dat is toch echt een leuk element van dit avontuur, dat je elke avond weer ergens anders bent, en van te voren niet weet waar je terecht komt!
|
|
Prachtige luchten boven het vestingstadje Tournon |
Zelfs het kleinste dorpje doet aan PR |
De Bastide Lectoure mogen we van de route links laten liggen, maar daar we daar ’s middags een hotel hadden gereserveerd, fietsen we die ook op; weer zo’n mooi rond omhooglopend weggetje, het laatste stuk onderlangs de vestingsmuur. In het hotel, en overigens ook in andere hotels en gîtes, raken we uitgebreid aan de praat met Peligrino’s, die dit deel van onze route te voet afleggen, met Santiago de Compostella als uiteindelijke doel (dit of vaker een volgend jaar). Wel gek; zij lopen per dag 20 a 30km, dat is voor ons een uur fietsen, en wij doen koffie in het dorp wat hun eindbestemming voor 2 dagen later is. Tegelijkertijd roept het bij ons mooie herinneringen op aan ons eigen (fiets/kampeer) tocht naar Santiago. En trekkers verbinden zich nu eenmaal makkelijk, of je nu loopt of fietst, zeker als je van Bastide naar Bastide trekt!
5. Het begin van de Pyreneen (km 1325 – 1500)
|
Postkantoor is dicht in |
En dan, toch nog plotseling, zitten we middenin de Pyreneeën. ’s Ochtends nog volop in Bastide land, en na de koffie de 1e twee Pyreneeën colletjes. De Osquich was nog prima te doen, maar de voorspelde steile Gamia, was inderdaad steil. 11,5% gemiddeld of zo, ons traptempo zakte tot onder de 50 en de snelheid richting 6 km p/uur. Dat is moeizaam rondtrappen (niets geen soepele gazelle meer....). Eigenlijk max om te doen, zeggen we tegen elkaar. Maar ook dan vinden we weer een ritme, komen weer in de zogenaamde flow, en kunnen genieten van de prachtige ruige omgeving. En van het fietsen an sich: van het bloed en de endorfine die door je lichaam stroomt. Het voelt gewoon heerlijk om hier te mogen zijn, te kunnen fietsen en van alles om je heen te zien! De vele arenden en enkelen gieren die boven ons hoofd rondcirkelen maken het extra speciaal.
We lunchen in St.Jean-Pied-de-Port. En scoren zo een datum-bonnetje, want ook het postkantoor houdt hier een lange lunchpauze. We overleggen of we stoppen of door zullen fietsen. Eigenlijk is het wel genoeg voor vandaag, en St.Jean-Pied-de-Port is een leuk stadje. Maar ja, we hebben tien dagen gefietst om in de Pyreneeën aan te komen, en ook nog een paar “echte” cols te befietsen. Onze gretigheid wint het van onze vermoeidheid, en we fietsen door. Dat wil zeggen omhoog, want er volgen een lange steile beklimming van de Burdincurutcheta opgevolgd door Col de Bagargui. Wat in ieder geval stoere topfoto’s opleverd met zo’n col-bordje, met het terechte onderschrift ‘moe maar voldaan’.
De afdaling is zwaar, namelijk echt steil en heel slecht qua asfalt. Gelukkig is het nog droog, want met nattigheid zou deze afdaling haast niet bij te remmen zijn. We zijn ’s avonds nog maar net binnen in Larrau, of de onweersbui barst los. Wat kan het toch tekeer gaan in de bergen!
|
|
Stoere foto boven op col met onuitspreekbare naam |
Nog best veel sneeuw op de Soudet. |
De volgende ochtend is het weer droog, maar hangt het dal vol met vochtige damp. “Temps lourd” noemen ze dat in het Frans. Nu, onze benen zijn ook lourd-zwaar! Toch stappen we weer op de fiets, op naar de volgende col, de beklimming van de Soudet, 1200 hm hoger. Maar blijkbaar zijn we inmiddels echt moe, want de benen doen pijn, en onze hartslag wil niet meer boven de 150 slagen per minuut uitkomen. En dan is zelfs een in de routebeschrijving als “1!-gekwalificeerde” berg als de Soudet meer dan genoeg op deze laatste dag. Op karakter fietsen we hem omhoog, en gelukkig “moeten” we een paar keer stoppen om een foto te maken van de wolken in het dal en de sneeuw bovenop.
We dalen af, via een heerlijke snelle afdaling over mooi breed asfalt naar Arette. Fietsen door naar Asasp en verlaten daar de route, naar Pau. Op naar de trein, weer richting huis!
Een heerlijke ijscoupe weer terug in Saverne
In Mei waren we met ons 1e deel van de 100cols tocht tot Asasp, in het begin van de Pyreneen, gekomen. In september willen we daar de route vervolgen. We plannen dan van Asasp tot in de Zuidfranse Alpen te komen. We besluiten naar Pau te vliegen en terug te vliegen vanuit Nice. De nieuwe fietskoffers kunnen we door DHL laten transporteren (voor 126 euro) naar het Novotel Nice, welke ze keurig voor ons wil opslaan. Oftewel allemaal keurig geregeld van te voren!
6. De Pyreneeën (Asasp - Foix, km 1500 -1900) “Hoe op en neer het kan gaan!” |
Fietsen uit de fietskoffer |
Het was een emotionele en zware maand augustus met het overlijden van mijn moeder. Maar toch is het zo vrijdag 4 september en vliegen we 's avonds naar Pau. Onze taxichauffeuse van vorige keer staat klaar en om half 11 zitten we al aan ons 1e Franse biertje. Ook de fietsen willen vlot in elkaar de volgende morgen, alleen breekt de kabel van Marjan's stuurtashouder dus dat wordt met rugzak fietsen (en later met een geïmproviseerd stuurtasje).
Om 11 uur vertrekken we, in het zonnetje en vol frisse moed, naar de Marie Blanque, de 1e van 14 Pyreneeën cols welke ons te wachten staan. Ja, en hoe zullen we deze cols typeren? Niet zo continue steil als de Gamia, de Burdincerutheta en de Soudet uit deel 1, maar stijgings- percentages van 8 a 10% zijn heel normaal, met uitschieters naar 13%, 15% en zelfs 18%!
|
|
|
|
|
Col d’Aubisque |
Col de Soulor |
Tourmalet |
Port de Balès |
De Peguère |
Eigenlijk is het heel simpel. In de Pyreneeën gaat het of steil omhoog, of steil omlaag. Glooiende hellingen zijn er niet. Zeker niet als je van west naar oost, van bergrug via dal naar bergrug, trekt. Overigens zijn het wel fraaie, volbeboste bergen en diepe, gure kloven. Met in de dalen kleine, soms halfverlaten dorpjes. Zelfs de grotere plaatsen komen oud en enigszins troosteloos over. Ook de hotels, veel zijn het er overigens niet, zijn oud. Wel mooi oud: authentiek met veel hout, mooie kitsch lampen, verweerde spiegels, scheve vloeren, en loshangende trapleuningen, traproeden en krakende treden. Wel met verrassende verzorgde en smaakvolle dejeuners 's avonds, en opvallend simpele petit dejeuners 's ochtends.
Over oud gesproken, in het hotel in Aulus-les-Bains komen we, toepasselijk, een gepensioneerd stel tegen welke de GR10 hadden gelopen. In buitensportkleding, met crocs aan hun voeten en een forse rugzak in de gang. Zij hadden de afgelopen 9 jaar, elk jaar een week een stuk van de bergroute gewandeld, en zojuist het laatste ontbrekende stuk gelopen. Mooi toch!
Het lijkt wel of de hotels niet veranderd noch gerenoveerd zijn sinds de jaren 70. Toen heb ik in vergelijkbare hotels geslapen met mijn ouders. We namen elk jaar een andere col, van noord naar zuid dan. Op weg naar de Spaanse kust. De Pourtalet, de Somport, de Bielsa tunnel of de overgang bij St. Beat naar Bosost. Fijne herinneringen aan mijn moeder en vader, welke zo tijdens het fietsen vrijelijk door mijn hoofd kunnen spelen.
Zo 'vliegen' de hoogtemeters voorbij. Met 3 à 4 cols per dag heb je zo 2500hm bij elkaar. Echter de kilometers gaan niet zo snel; 100km per dag blijkt niet haalbaar. Maar op dag 5 bereiken we voor de lunch toch de laatste, en steilste, col van de Pyreneeën; de Peguère met 2x500m a 18%!! Inderdaad, dat werd staan op de pedalen, maar niet afstappen (oke, ik wel, bij de vlakkere haarspeldbocht tussen de 2 steile stukken, om snel een foto van Theo met het 18% bord te nemen).
Overigens is het ons gelukt om de ‘big five of the Pyrenees’ te zien. Je komt ze met enige regelmaat tegen, langs de weg, maar soms ook gewoon op de weg. Met dank aan John Faasse die ons erop attendeerde. We hebben ze allemaal op de foto weten te zetten!
Al met al kunnen we zeer voldaan terugkijken op ons Pyreneeën avontuur.
|
|
|
|
|
|
Paarden |
Koeien |
Ezels |
Bergbok |
Slang |
|
7. De Cevennen (Foix - Uzes, km 1900 - 2440) “Hoe bebost en groen het in hoge bergen op lage hoogte kan zijn”
|
Heerlijk buiten eten op de patio |
Het is gek, een uurtje nadat we de Peguère hadden gefietst, zijn we ook echt weg uit de Pyreneeën en kijken we uit over wijnvelden. Het is september, dus de struiken hangen vol met grote trossen, en het oogsten is begonnen. We zien nog traditionele plukkers in de velden, maar ook volautomatische plukmachines en karren vol met druiven rondrijden. Wij moeten zelf rondtrappen, en dat gaat toch stukken makkelijker in dit glooiende landschap. Toch blijken de benen wel moe, want de stijgingen van steeds een paar honderd meter met korte steile tussenhobbels doen pijn. De wijnvelden laten we overigens weer snel achter ons, en de komende dagen fietsen we door de beboste hellingen, de kloven en de 'cirques' van de Cevennen.
De Cevennen noemen ze hier 'Le haute montagne a niveau basse' en dat hebben ze mooi verwoord; onvoorstelbaar hoe diep de kloven en hoe groots de cirques hier zijn, op een hoogte tussen de 500 en 1000hm. De mooiste haarspeldwegen van de hele vakantie zijn hier te vinden!
|
|
De mooiste kloven met haarspeldbochten |
Schaapskudde met herder en honden |
We overnachten in totaal verschillende hotels, variërend van een nette Auberge met twee stugge strenge zussen achter de balie, een ‘hotel de Charme’ van een bijna Engelse fransman waar we heerlijk buiten op de patio hebben gegeten, een simpel hotel van een Vlaams echtpaar welke helemaal gek waren van hun beider honden, tot en met een fraai oud hotel met van die kamers van 5 meter hoog in de binnenstad van de leuke stad Uzes, waar we heerlijk buiten op het bloemenplein hebben gegeten. Het blijft een leuk onderdeel van zo’n trektocht, dat je ’s ochtends geen idee hebt waar je ’s avonds uitkomt, en wat voor bed en eten je zal aantreffen!
Het hoogtepunt in de Cevennen is letterlijk de Mt Aigoual, welke we via een klim van 1350hm, via de steile weg naar Mt Minier, bereiken. Het observatorium in een oude burcht ligt prachtig op de top, en de afdaling erna is er eentje om niet snel te vergeten. Brede glooiende, gladde asfalt wegen met amper verkeer. En met prachtige vergezichten. Hier kan je goed zien dat het september is, tussen de vele bossen zien we dorre grasstroken en heidevelden. Het geeft een eindeloos en onbestemd gevoel, wat goed bij onze vakantiestemming past, zo ongeveer halverwege ons 2e deel van onze tocht, ergens in het zuiden van Frankrijk.
|
|
Prachtige uitzichten over de Cevennen |
’S middags krijg je steeds meer lagen te zien |
8. De Ventoux (Uzes - Malaucene, km 2440 - 2565) |
Ventoux van verre |
We bereiken Châteuaneuf-du-Pape rond koffietijd, dus geen wijn deze keer, maar een lekkere 'café au lait' met een abrikozentwister erbij in het knusse centrum. En jawel hoor, als we aan de andere kant het dorp uitfietsen, zien we hem in de verte al liggen; de Mt Ventoux steekt met zijn bijna witte, kale top ver boven de glooiende pijnbomen, wijn- en lavendelvelden uit.
De Mistral heeft weer eens zijn kop opgestoken, dus ook wij laten onze kop zakken, gaan diep zitten, en kop over kop zwoegen we ons naar de Ventoux toe. Om half 2, na 85km, zijn we in Bedoin en installeren ons bij een crêperie voor een lichte lunch. En overleg, want wat zullen we doen? Lekker een hotelletje zoeken en morgen met verse benen omhoog? Of na de lunch diep ademhalen en doorzetten? De zon schijnt nu nog en morgen wordt het bewolkt met kans op regen. De wind waait nu hard, maar dat zal morgen waarschijnlijk niet minder zijn. We besluiten het te gaan proberen, en mochten de benen protesteren bij het eerste steile stuk, dan alsnog om te keren.Zo gezegd, zo gedaan.
De aanloop van 5 km is vooral warm en de wind blaast ons in de rug. Als we het beruchte bos indraaien en de 9 en 10 procenten beginnen, vinden we verassend snel een lekker gestaag tempo. En zo pedalen we voort, om na anderhalf uur bij Chalet Renard te geraken. We bestellen een lekkere kop thee, Theo met een cola erbij, en ik werk mijn laatste gelletje naar binnen. De laatste 500hm gaan zelfs lekker, minder steil en de wind hebben we alleen in de rechterbochten tegen. En wat is het uitzicht toch fenomenaal, met die witte stenenhellingen langszij en de weidse landschappen diep beneden. Ik heb zelfs nog energie om de laatste 100hm een sprintje te trekken om Theo zijn aankomst te kunnen fotograferen. Hij steekt zijn handen nog in de lucht (met zware stuurtas!). En zijn big smile staat voor altijd op de gevoelige plaat vastgelegd. Net zoals het 'van Rijn' stickertje, wat ik met enige halsbrekende toeren middenop het topbord weet te plakken.
I
|
|
|
Omhoog |
Met losse handen |
Sticker op het topbord |
Dan kleden we ons snel om en aan; en genieten nog even van het uitzicht en onze prestatie. Om dan 'wroem' af te dalen naar Malaucene voor een hotel. Die nacht wordt ik wakker van de regen (en/of van de veren in het bed die overal in mijn toch al gevoelige rug prikken). Laten we nu de volgende 'Le Pas de Ventoux' fietsen; en inderdaad 'Ne pas de Ventoux' te zien, die is in een donkere regenwolk gehuld. We fietsen deze dag 70 van de 100km in de regen! Wat zijn wij blij dat we gisteren doorgezet hebben!
9. Alpes de Haute Provence (Malaucene - Puget, km 2565 - 2865) “Hoe veel en hoe diep de kloven hier zijn” |
Lekker eten in gezellige Provence sferen |
De laatste dagen fietsen we in de zuidelijke Franse Alpen of zoals ze dat hier noemen, 'Les Alpes de Haute Provence'. En inderdaad. Je ruikt overal de Provence, want de pijnbomen en laveldelgeuren waaien (mede door de mistral) je overal tegemoet. Ook de fleurige tafelkleedjes vindt je in elk café, hotel en souvenirwinkeltje. Maar je bent ook overduidelijk nog in de Alpen. Met steile hellingen en vooral diepe kloven.
Ook hier loopt de route steeds via rustige kleine weggetjes: een compliment voor de routebouwer(s) van de 100cols tocht! En niet alleen voor de route, maar ook voor de beknopte maar heldere beschrijving. De paar keer dat we fout gereden zijn, lag dat vooral aan onze eigen onoplettendheid. Wel viel het af en toe tegen dat er per dag enige honderden hoogtemeters meer te fietsen waren dan in de beschrijving opgenomen. Maar ja, dat waren dan ook geen cols noch côtes!
|
|
De Lavendel is geoogst, de geuren zijn er nog |
De Gorge de Oppedette ontvouwt zich plotseling |
Maar goed, terug naar de Alpes de Haute Provence met zijn vele kloven, Ik zal de vier mooiste bij naam noemen:
1.Gorge d' Oppedette, welke zich plotseling, na een venijnig klimmetje naar het gelijkgenoemde dorp, ontvouwt. En zelfs in de regen tot een bewonderings-stop noopte;
2.Gorge du Verdon; die je vanuit Moustiers al snel in alle heftigheid kan aanschouwen. We fietsen hier een extra ommetje; le route des Crêtes, want dit blijft toch wel de meest fantastische, diepe, grillige kloof van allemaal;
3.Gorge de Briançonnet; een smalle grijze kloof waar je volstrekt onverwacht infietst met een paar fraaie uitgehakte tunneltjes;
4.Val Chalvagne; voor ons ook de laatste kloof van dit deel van de route, welke prachtig, via vele haarspeldbochten, uitkomt in Entrevaux in het dal van de Var.
Hier verlaten wij de route, in Puget-Teniers gaan we niet rechtdoor/linksaf naar de Gorges de Cians, maar gaan we rechtsomhoog naar Col St Rafael welke ons naar Nice brengt. Waar we nog van een dag rust genieten (met zon en regen) voordat we naar het vlakke Nederland vliegen.
We nemen weer mooie herinneringen in onze gedachten mee, en weten 1 ding zeker: Volgend jaar doen we het laatste deel: in dit voor ons 3e deel fietsen we dan van Nice naar de Vogezen, en wellicht wel door naar huis!
Dagoverzicht deel 2:
De dag van de beklimming van de Tourmalet zoals Theo zijn Polar dat geregistreerd heeft:
-Horizontaal is de tijd weergegeven, we hebben deze dag dus ruim 6u op de fiets gezeten;
-De bruine lijn geeft duidelijk de bergen weer in hoogtemeters; dus eerst Col de Bordères, dan de Tourmalet met 1400 meter stijgen en de Col d’Aspin als toetje;
-De blauwe lijn geeft de snelheid weer, die tijdens het afdalen regelmatig de 50 tot zelfs 70 km per uur haalt;
-De rode grillige lijn is het verloop van Theo zijn hartslag, welke je gedurende het stijgen steeds verder ziet oplopen.
Vorig jaar september waren we tot Puget-Theniers gekomen en vanuit Nice naar huis gevlogen.
Begin september 2010 vliegen we op donderdagavond weer naar Nice en pakken vrijdag na de lunch de route op.
Er staan ons nog 1300 km, 34 cols en 25000 hm te wachten. Oftewel qua kilometers zijn we ruim op 2/3, qua bergen nog niet, en zijn de komende Alpen relatief zwaarder. Maar daar we in juni goed voorgewarmd zijn met fietsen naar en in de Dolomieten, zijn we er helemaal klaar voor!
Alpes de Haute Provence II |
Hoe veel en diep de kloven hier zijn |
Na een lekkere Salade Nicoise op het marktpleintje van Puget, beginnen we dit derde deel met de Gorges de Cians.
Met amper auto’s in de kloof, want ‘Route Coupé’, wat in ieder geval betekende dat we zeldzaam rustig hebben kunnen genieten van de donkerrood gekleurde rotsformaties in deze nauwe kloof, die qua schoonheid ons inziens kan concurreren met de veel bekendere Gorge de Daluis welke 30 km meer naar het westen ligt.
De tweede dag volgt de Col de la Bonette, welke aan de zuidkant wellicht nog imposanter er kaler is dan vanaf het noorden/Jaussiers. We klunen met onze fietsschoentjes nog even de echte Cime de la Bonette op (2842hm) en genieten van het uitzicht rondom. We kunnen de Middelandse zee niet zien, maar in onze gedachten zien we hem wel. Met dit mooie zonnetje erbij raken we helemaal in zomerse stemming. We zijn overigens niet de enigen, want het terras van het restaurantje halverwege de afdaling, en ook die beneden in Jausiers zitten vol met weekendtoeristen en motorrijders, en we moeten nog ons best doen om een lunchtafeltje te bemachtigen.
's Middags valt de Col de Vars ons zwaarder, maar het heerlijke zelfgemaakte frambozen-taartje in het ons bekende café op de col, smaakt daardoor nog lekkerder als 3 jaar terug.
We overnachten in St Crepin (10 km voorbij Guillestre). Waar we – of het nu winter of zomer is – altijd zeer welkom worden ontvangen. Eerst een sapje bij Babette, en daarna een bio-biertje op het terras van ons appartement met Stefan en Bart-Jan. Heerlijk; het voelt altijd een beetje als thuiskomen hier.
De Franse Alpen (Guillestre - Annecy, km 3.040 – 3.400) |
|
Zondagmorgen slapen we uit tot 8u, en fietsen dan via de fraaie Gorge van de Guil, richting Col d’Izoard. Deze col is van een andere schoonheid, want wat zijn de formaties van ‘Casse Déserte’ toch raar en bijzonder. De pijn in de benen vergeten we hierdoor. Op de Col houden we uitgebreid pauze, en plakken natuurlijk een stickertje op het mooie col bord.
Briançon laten we rechts liggen en we gaan omhoog richting de Col du Lauteret. Na weer 2000hm houden we het voor gezien in Monetier-les-Bains, en overnachten in een leuke Auberge ‘derriere l` Eglise’, met een prachtige eetzaal beneden met van die authentieke ronde gewelven.
Maandag fietsen we in de schaduw en met koude wind tegen (niks geen mistral vandaag) naar de Col du Lauteret. Daar verder omhoog naar de Col du Galibier (voor de Marmotte kenners, andersom dus). Overigens in totaal 3 keer marmotten gezien deze paar dagen, en vele malen meer ze horen piepen.
De uitzichten terug op de gletsjers van Le Meije/Ecrins zijn weer fraai en nopen mij tot een bescheiden foto-sprintje. We blijven niet lang boven, want de wind probeert dwars door onze goede kleren heen te waaien, en slaagt daar ook bijna in.
Op de Col de Télégraphe vinden we in een plekje uit de wind, en warmen we weer op met een Grand Café au Lait met een Croque Monsieur. Beneden bij St Michel-de-Maurienne slaan we rechtsaf richting Modane, om dan nog even via de linkerkant van het dal, aan de kant van het Nationaal Park de Vanoise, de Cote de Rossanges, mee te pikken. Bij Lanslebourg vinden we een leuk hotel vol met bloembakken, en laten we ons het Menu du Jour goed smaken.
Dinsdag staat de volgende kanjer op het programma, de Col de l`Iseran, 2770 meter hoog. Met een paar lange slagen met steeds wisselende uitzichten op de gletsjers rondom; zelfs in september dus nog volop sneeuw hier. De afdaling naar Val d’Isere is indrukwekkend omdat je het stuwmeer, 1500meter lager, al vanaf boven ziet liggen.
Bij de Intermarché in Bourg-St.Maurice vullen we de maag met yoghurtjes en appeltaart en de bidons met Powerade, en gaan weer omhoog naar de Cormet de Roseland. Deze pas kennen we nog van een telemarktour van zo’n 15 jaar geleden, toen hebben we met ons ruggen tegen het bord aangezeten met lunch. Lag er dus toch mooi ruim 2 meter sneeuw! Ook met de fiets is het een leuke afdaling door La Thuile (remmen bij het bordje max 50km), Arreches en Beaufort.
De laatste Alpendag begint met de van de winterspelen bekende Col de Saisies. Waarna nog een onverwachte mooie Col des Aravis volgt, waar we nog een keer vol op de Mont Blanc kijken vanaf het terras. Op het terras, lekker in het zonnetje en uit de wind, verorberen ook wij (net als de koeien waar we naar kijken) een (maxi) salade, en genieten we van bergen en de voorbijtrekkende wolken.
De Ain, Haute Jura en Le Doubs (Annecy – L’Isle sur le Doubs, km 3400 - 3766)
|
|
De Honderd cols route kennende, is het ommetje ten noorden langs Annecy prachtig, maar wel met de nodige “op en neertjes”. Het meer van Annecy zien we maar 1 keer, in de verte tussen de bomen door. Het is hier sowieso prachtig groen en met veel meer alpenweiden; veel vriendelijker landschap dan in de Alpen. We doen nog de bosrijke Col du Clergeon, waar we naast diverse jagers met honden, gelukkig ook nog een hert zien overspringen.
In de afdaling richting Culoz, zien we de brede Rhône al stromen. En kijken we ook vol op de Grand Colombier, die als een eenzame rare berg aan de overkant staat, met een wolkenrand om zijn kop. We beklimmen ook in de hete middagzon, maar komen boven volop in de klamme wolken terecht!
We zullen het geen niemandsland noemen, maar stil is het wel in het nu volgende ‘tussengebied’ waar de Honderd Cols route haar weg, via allerlei kleine D-weggetjes, noordwaarts zoekt. Côte de la Ferme sur le Bois, Côte des Champs Dessus, Col de Desert en plaatsnamen als Lods en Nods, Le grand cq le Petit Abergement (zonder hotel) en Censeau (geen koffie te krijgen). Een hotel vinden betekent hier vooral doorfietsen langs verlaten, gesloten of hotels die ‘a vendre’ zijn. Wel staan de hellingen vol met bomen, de velden vol met koeien, paarden en schapen, en zien we tientallen roofvogels.
Het weer zit nog steeds mee, de regen is ’s nachts overgetrokken, en we hebben alleen last van de gure noord-oosten wind. Gelukkig volgt mijn schaduw me continue, en anders is Theo er altijd, met een opbeurend woord of gebaar.
De Vogezen (L’Isle sur le Doubs – Saverne, km 3766 – 4088) |
De mist hangt vol boven L’Isle sur le Doubs |
De mist hangt vol boven L’Isle-sur-le-Doubs op zondagmorgen, dus we doen rustig aan. Met al onze kleren aan vertrekken we, maar na 15 minuten en 100 hoogtemeters fietsen we al weer de zon in. De wind is ook minder dan de afgelopen dagen en al snel fietsen we weer in korte broek en shirt!
We fietsen hier over de ‘duitse’ Santiago de Compostella route, dus over prachtige kleine, hobbelige weggetjes. Zonder dat we overigens ook maar 1 pelgrim zien.
We fietsen de herfstkleuren tegemoet, en klimmen redelijk makkelijk de 700 hm van de Col du Ballon d’Alsace op. Prachtig is het er boven. We willen er eigenlijk wel slapen in de Auberge of Gîte, maar beide zijn ‘plein’. Dus dalen we af, doen nog een côte’tje en slapen in Bussang, precies tussen de twee ballonnetjes in.
Maandag warmen we al fietsend op tijdens de beklimming van de Col du Bussang, en koelen we weer af in de lange afdaling (deels fietspad!) naar Willer. Dan de laatste ‘echte’ berg, de Grand Ballon, met 1000hm en stukken van 10%. Met een schitterend uitzicht bovenop, we kunnen zelfs de pieken van de noord-alpen boven de wolkenband zien uitsteken!
De Route des Crêtes is – licht afdalend – een genot, en daarna gaat het met 70km per uur richting Munster. Dit blijkt een leuk oud stadje, dus we besluiten vroeg te stoppen om nog wat te genieten van het middagzonnetje. We kiezen voor hotel Des Cigognes, en zitten al een uur op het terras voordat we door hebben dat er 3 bezette ooievaarsnesten zitten op het gebouw recht voor ons!
We eten ’s avonds schnitzel met spätzle, terwijl de meeste anderen aan de choucroute (zuurkool) met 5 soorten vlees gaan (beetje boerenvoedsel hier in de Vogezen). Om 8 uur stroomt de eetkamer, tot onze verbazing, achter elkaar leeg, en blijven we alleen achter met ons (merengue met) ijs.
Ondertussen sms-en we met Jan en Joke, die ons een lift aanbieden vanuit Rheinmunster (voorbij Strassbourg, aan de Duitse kant van de Rhein, waar zij de laatste dagen van hun vakantie op een camping staan). Dat is natuurlijk een lekker en lief plan wat we met graagte aanvaarden.
Maar eerst de laatste 160 km van de route, waar we lekker relaxed 2 dagen over doen. En heerlijk in het steeds warmere zonnetje de laatste 10 colletjes mogen doen. Col 100 is de Col du Pré-des-Raves, deze zetten we nog even netjes op de foto.
Overigens blijven de uitzichten fabuleus groen en ver en zijn de hellingen dan wel korter maar toch venijnig. Na een lekkere avond/nacht in Le Hohwald, en een verrassende stop in het pelgrimsoord Mont St.Odile, en nog een mooie Route Forestiere, eindigen we in hotel ‘Chez Jean’ in Saverne. Waar we met een ijsje en later een Penache op het terras, proosten op de zeer goede afloop!
En zo eindigen we waar we ook begonnen zijn, maar wel met een onvergetelijke ervaring, avontuur en prestatie rijker!
- o -