(door Koen Meyntjens, 2004)
Eerst ontdekte ik het internet en dan de Honderd Cols Tocht.
Yessss, dat was het, de grootste, de zwaarste, de mooiste.
Een uitdaging waar ik mezelf in kon terug vinden, inschrijven maar. Na
Frankrijk verkend te hebben per brommer, trein, auto, vliegend en al
liftend nu op mijn nieuwe passie de fiets.
Toen mijn vrouw haar plannen ontvouwde om drie jaar een cursus ivb met
opvoedkunde te volgen, antwoordde ik met het tegenvoorstel om de HCT in
drie jaren te rijden.
Tevredenheid alom, mijn fietstraining kreeg een doel.
2 sep 2004 was mijn D-day, met mijn standaard Oxford-Chesterton trekkingsfiets, naakt aan de haak 15 kg, volgeladen fietstassen, good old friend Polar hartslagmeter en 50km op het tellertje, want nog maar 2 weken nieuw, scheepte ik in op de lijnvlucht Brussel-Straatsburg. Rond het middaguur startte onder een stralende zon mijn avontuur. Een zon die de volgende weken tropische allures zou vertonen en op enkele nachtelijke onweders en een moessonachtige stortbui na, toen ik mij te buiten ging aan junkfood in een Mac Donnalds, me geen spatje schaduw zou gunnen.
50 Km verder, na een colaatje en mijn vertrekstempel in Saverne zette ik rond 14 uur aan voor de eerste rit, 16 km later gaf ik er al de brui aan, gestresst en moe vooral van de slopende dagen voor het vertrek. De Col de Valsberg leek me voor die dag een helling te ver. Rusten maar en de batterijen opladen voor wat komen zou.
Verkwikt, gedoucht en vol goede moed stampte ik mij rond negen uur in gang richting Abreschviller met op het menu de eerste cols van de route. Wondermooie wegen, gelukzalige eenzaamheid, kortom het summum aan genot. Boven op de Col Du Donon een Duits oorlogskerkhof met een gebeeldhouwde uitbeelding van de Duitse 96e infanteriecompagnie veldtocht, met vermelding van waar welke verliezen geleden waren. Het is het enige Duitse kerkhof dat ik ontwaarde temidden de veelheid van Franse herinneringen aan de wereldbranden van 14-18 en 40-45. De dag eindigde na 121 km in een hotelletje in Grandvillers.
Licht kreeftenrood gekleurd begaf ik me de volgende dag weer op weg over dra stomende macadam om mij een weg te banen door grote stad Epinal en door druk verkeer weer de landelijkheid op te zoeken. De routemap van de HCT bleek perfect betrouwbaar, de wegnummering klopte als een bus en de wegen waren van drie tot vijfsterren kwaliteit. De klimcapaciteiten zachtjes aan verbeterend via tal van Cotes en kleinere colletjes zette ik na 121 km voet aan grond in mijn eerste Chambre d’hôtes van de rit, een mooi omgebouwde pastorie in Pressigny, gevonden door een bord te volgen naast de weg. Leuk onderkomen in een dorpje waar de tijd had stilgestaan. Avondeten was wel enkele kilometers verder te vinden, ideaal voor verzuurde spieren. Daar zag ik ook de eerste beelden op een geluidloze tv van het drama in Beslan, Rusland. Cruel world, ook al wist ik op dat moment in de verste verte niets van het drama wat die beelden van halfnaakte kinderen inhielden, mijn appetijt was er niet minder om.
Chambre d’hôtes geven een meerwaarde aan de uitdrukking leven als God in Frankrijk. Het eten perfect en alhoewel het slapen duurder uitkwam dan bvb een campingovernachting, centen zouden mijn geluk niet verstoren. Een relatief rustig ritje met weinig reliëf eindigde na 109 km in een Chambre d’hôtes in Malain vlak bij een grote autoroute, het adres had ik bekomen via een centre d’information waar een vriendelijk meisje mij belangeloos na enig rondbellen een bed voor de nacht bezorgde.
Weerom een met persoonlijke toets verbouwde boerderij, vriendelijke mensen en een vriendelijk ogende kamer met dubbel bed en een sprankelende douche. Na het obligate telefoontje naar het thuisfront, genoten als een bergkeizer en gezeten als een koning op een terrasje genietend kijkend naar het vallen van schemering en nacht over de vallei en een heerlijke maaltijd tot mij nemend, overgoten met heerlijke Rosé. Het leven is mooi, niet.
De volgende ochtend na luttele kilometers stond ik te voet gesteld door een autorally die het te volgen parcours totaal blokkeerde, geen lieve moederen aan, road blocked. Twee jonge haantjes hielpen mijn fiets mee een helling opzeulen, en met behulp van mijn routeatlas de weg via alternatieve wegen verder gezet, kortelings nog gevolgd door de helling die ik zojuist afgedaald was speurend terug oprijdend op zoek naar mijn routeblaadje dat ik onderweg verloren was. Oponthoud waar je je niet te druk over maken mag anders is de lol er wel rap af. Op het einde van alweer een bloedhete middag duurde het nog een hele poos voor ik die dag onder dak vond. Toppunt was het hilarisch gedrag van een drietal gepensioneerde Fransozen die mijn probleem eens gingen oplossen en na enkele mislukte vragen bij hen bekende adressen als dieven in de nacht zonder boe of ba een hoekje omspurtten en in een auto verdwenen, zelfs en wuivend handje kon er niet af. Enfin, met een dosis ijs in mijn pulle (drinkbus op zijn Flandriens) maar weer op pad.
Een Chambre d'hotes-wegwijzer, thv Nogent km 468, bezorgde me op luttele kilometers van de route een bed in een onvervalst kasteel en een fijne maaltijd in een mooie boerderij, weerom overgoten met een heerlijk wijntje en met al mijn zinnen in stand euforie onder een fonkelende sterrenhemel terug naar het chateau door een bos met al zijn geluidjes. Top.
Met het moreel in het zenith de volgende dag een vijftal cols en enkele cotes verteerd waarbij de laatste, de Col de la Casse Froide een echte kuitenbreker bleek te zijn en niets voor niets coefficiënt 2.3 meekreeg, het hoogste cijfer tot dan toe, terecht. In Lamure-sur-Azergues vond ik een hotel-restaurant waar ik weer aansterken kon en dat was geen kilometer te ver.
Het scenario van de vorige dag herhaalde zich met verschillende colletjes van de light versie met op het einde nog de vrij serieuze Cote de la Croix de Signy. De namen zijn soms zo schilderachtig als het landschap, maar het onderkomen dat ik die avond in Montbrison trof was dat allerminst en die geur van verval alsook de fysieke staat van eigenaars en de toestand van hotel-restaurant Le Cantalore was van die aard om de moed toch in mijn schoenen te laten zinken. De bereidwilligheid en de maaltijd die de overlevenden van menige wereldoorlog desondanks opdisten, alsmede de prijs van 20 euro, verzachtte enigszins de weerzin die mij trof na al het moois dat mij reeds overkomen was.
Na het vertrek de volgende morgen ging het rechtstreeks naar het treinstation om met de stationschef een traject uit te stippelen zodat ik enkele dagen later toch op tijd op het vliegveld van Lourdes zou geraken voor de terugvlucht. Een ticket aangeschaft voor de treinreis, goed voor zo'n acht uren treinen. De volgende dagen gingen stressloos voorbij vanwege de verminderde prestatie- en tijdsdruk . 130 km overbruggen over 2 dagen, dat is vakantie en zo is het ook verlopen. Die avond kwam ik tot rust in een abdij die gelegen was op de Compostella-reisroute (Chaumont-le Bourg). Mooi, rustig en omgeven door wandelgebied waar enkel houtzagerijen en weilanden voor leven in de brouwerij zorgen.
Laatste superb hoogtepunt van de laatste dagen was het middeleeuws
stadje Chaise-Dieu van ver boven de omgeving uittorend met zijn
prachtige kathedraal. Daar op het middaguur zat ik gezeten in een mooi
parkje te genieten van 2 lekkere quiche taarten, op te warmen in een in
de bakkerij geïnstalleerde magnetron, mmmm, had ik dat maar al vroeger
ontdekt.
Het was wel niet de stoel van God, maar het kwam er toch dicht bij in
de buurt, mede door dat klasje eerstejaars kleuters dat in navolging van
hun leraar zo liefelijk bonjour tegen mij zei, op weg naar een
spelletje zakdoekje leggen in de zon.
Een laatste mooie chambre d’hotes, gerestaureerd en versierd met
authentieke Tintin (Kuifje) covers in de mooietevens de laatste van de
trip maakte mijn goed gevoel helemaal af.
Daarmee zat mijn eerste deel van de honderd colsttocht erop, 765 km op de teller.
The day after stapte ik in Brioude op de trein en na een zelf uitgestippelde route, ook mooi en leuk en na nog enige culinaire verwennerijen en een nachtje op de luchthaven, vanwege geen faciliteiten in de omgeving, vloog ik om zes uur 's morgens richting thuis. Noblesse oblige en van Zaventem airport ging het met mijn in elkaar geschroefde fiets terug huiswaarts, met als apoteose een fikse onweersbui 10 km voor den arrivé. 14 dagen van huis scherpt de honger aan op alle gebied en dat was wederzijds. Cool.
1100 km stonden er op het tellertje, het was zeker niet de
goedkoopste manier maar toch ook niet te duur. Voor het vervolg van mijn
tocht in 2005 ga ik voor het Alpentraject mee met cycletours, met de
racefiets
en zonder bagage lijkt me toch handiger voor een pakketje van 30 reuzen
en reuzinnen.
De training loopt naar zijn einde, nog enkele aanpassingen aan mijn
bolide en geloof het maar: ik ben er klaar voor.
"Before Alzheimer hits me, this note for you"
(Ranking K)
"In de smidse der beproeving wordt het karakter gestaald"
(Karel Van Wijnendaele, stichter Ronde van Vlaanderen)
15 juli, Eindhoven,17.30u.
Oef, de fiets-slaapbus trekt zich in gang, nog enkele fietsers oppikken en dan vol gas richting Avignon, vertrekplaats van de campingreis van Cycletours en deel 3 van hun HC-tocht. Voor mij het tweede deel na vorig jaar van Saverne tot Brioude solo gefietst te hebben, dit zal hoe dan ook van een andere orde zijn. Nu met zijn achttienen en het zwaarste traject van de ganse tocht. Na een voorspoedige reis, tussenstop in Luxemburg, en min of meer uitgeslapen arriveren we rond tien uur in de voormiddag op camping Du Pont d'Avignon, waar we allerhartelijkst welkom worden geheten door begeleiders Heyman en Ellen. De ontbijttafel staat gedekt en we doen ze dan ook alle eer aan onderwijl kennismakend. Nog één Vlaming maakt deel uit van de groep waarvan een zevental reeds de vorige 2 delen reden met Cycletours. Na de middag verken ik, onder een blakende zon, op mijn eentje de binnenstad, waar het wereldberoemde theaterfestival zijn tweede week ingaat en voor een warme sfeer zorgt op het pausenplein met minitoneeltjes, bedoelt voor klantenwerving later op de avond. Mooi.
17 juli, Avignon-Montbrun.
De dag waar je het hele jaar naartoe gewerkt hebt, breekt aan. Tentje afbreken, ontbijten, tenueke aan und jetzt geht es los (vooruit er tegenaan) Wat nu nog wat onwennig gebeurt zal dra alledaagse routine worden, hoelang is het ook al niet geleden dat ik legerdienst en campingvakanties beleefde. Gezamenlijk nemen we de start, 17 fietsers, waaronder één fietsend koppel en één ligfietser beginnen eraan. 15 Km naar de route en dan richting Bedoin, de voet van de Mont Ventoux, prominent aanwezig in het zinderende landschap. Van de koelte van de Noordzeelanden naar de tropische laffe hitte van de Provence, acclimatiseren is er niet echt bij en na een 60-tal relatief vlakke kilometers bereiken we de eerste soepstop in Bedoin. Even na het middaguur begin ik in de achterhoede, mijn natuurlijke biotoop voor de komende weken, aan de klim. 22 km naar de top, de wegwijzers hebben geen mededogen, het bos waardoor we klimmen is zijn naam niet waardig en biedt geen of nauwelijks schaduw. Vele stops later, oververhit, kotsend en op sterven na dood bereik ik de top mij mijn eigen naam amper herinnerend, dat belooft voor de komende dagen. Ik hecht nu ook meer geloof aan de bewering dat er elke week wel een fietser het leven laat op de flanken van de kale reus, meer nog, ik ben een believer geworden. Enigszins opgelapt door soep, frisdrank en koek gooi ik mij met doodsverachting, nou ja, naar beneden en de laatste molshopen, volgens de quotering althans, haal ik amper. De laatste hectometers zelfs al lopend, stappend wegens nog altijd niet gerecupereerd en mijn overmoed vervloekend die mij geen triple maar als kleinste verzet een 34 x 26 deed steken. Meer dood dan levend haal ik camping Municipal. De omgeving verzacht veel leed, maar hopelijk is hier niet de toon gezet voor de komende dagen want dan zie ik mij zelfs de eindstreep niet halen. Help moeder en alle andere familieleden. Thijs, het prototype van de randonneur zoals ik die mij in gedachten voorstelde, voegt zich bij ons, hij was reeds op trip in de bergen.
18juli, Montbrun Les Brains - Moustiers Ste. Marie.
Drie cols en vier cotes te gaan vandaag, laag ingeschat op de HC-zwaarteschaal, dat moet te doen zijn. Vandaag loopt het al een stuk beter en na een ritje door de lavendel streek , waar de oogstmachines aan en af rijden, pittoresk en fotografisch oogstrelend . Begrijpend waar die typische Provencaalse kleuren en geuren op gebaseerd zijn, stilaan een beetje gewend aan de hitte en in het klimritme komend, bereik ik camping Manaysse na 150 km. Moe en tevreden. De leeftijd van de fietsgroep varieert van midden dertigers tot beginnende zestigers, als bijna vijftiger behoor ik dan ook zowat tot de middenmoot. De meeste zijn niet onbekend met het hooggebergte, ondermeer door vroegere Franse vakanties en deelnames aan o.a. de Marmotte en andere klimevenementen en natuurlijk ook door de doortocht van de Pyreneeën van het jaar daarvoor met cycletours. Jef van Kessel-Lo beklom gisteren zelfs voor de twintigste keer (20!!!!) de kale reus, de vorige weken was hij met het oog op de tocht reeds in de omgeving komen trainen. Tja, buiten veel kilometers stelt mijn voorbereiding dan ook weinig of niets voor op dat vlak.
19 juli Moustiers-Ste.Marie - Puget Theniers.
Direct de hoogte in voor een twintigtal kilometers met als toppen de col de l'Olivier en de col d'Ayen, door de adembenemende Gorges du Verdon, fantastische uitzichten, het wegwerpcameraatje in mijn achterzak bewijst zijn dienst en legt alles vast voor de thuiswachters. Een relatief kort ritje van 111km met op het einde twee mooie, smalle beklimmingen, lees niet te druk, met de cols Du Buis en De Felinnes met in de afdaling van deze laatste een mooi zicht op het stadje Entrevaux, dat van op afstand wat op de Chinese muur gelijkt met zijn omwallingen. Stempeltje halen op het terrasje waar een aantal collers van een een colaatje tegen volwassen prijzen geniet. Gelijk hebben ze, het is het laatste genieten van de dag want camping Condamine lijkt wel overgebiept van een Franse kolonie uit de zestiger jaren, type Algerije of Marokko, inclusief de bewoners, naar de huidige locatie, een vies terrein naast een drukke verkeersweg. Welja, ondermaats sanitair en koude douches maken het plaatje vol. Het leven zoals het is, hard. iPod-Harry laat het niet aan zijn hart komen, koptelefoon op en swingen maar. Stretchen met een half literblik bier in de handen, het moet kunnen.
20 juli, Puget-Theniers - Barcelonette.
Vandaag is het hoogste punt gelegen op 2715 m en aan het eind van de
dag wacht ons een welverdiende rustdag in Barcelonette. Dat laatste
geeft moed, maar wat daaraan vooraf gaat boezemt het nodige respect in.
Blij dat we dat vettig campingske achter ons kunnen laten, vatten wij de
beklimming van de col de Couillole, index 6.4, aan. Het grootste
gedeelte van de klim verloopt door de Gorges du Cians, weerom erg mooie
vergezichten en variërende rotsmassieven, een wonderbaarlijke ervaring
om voor eeuwig op je harde schijf te branden.
Veel volk, veel motors, maar dat hindert niet echt wegens de goede,
brede wegen. Een zestal kilometers voor de top tank ik mijn drinkbus vol
bij een kraantje langs de weg, naast een kunstenaarswoning, de
sympathieke bewoner ervan stopt mij gratuit een blikje fris toe en al
wat nat is is welkom. Merci beaucoup monsieur.
Onder de top wegenwerken, het dampend asfalt noopt ons tot het
schoonvegen van onze bandjes om lek rijden te voorkomen. In het
gezelschap van Tijmon, slechts twee weken daarvoor ingeschreven voor een
ogenschijnlijk leuk tochtje, bereik ik de top, waar ook een
Porsche-autoclub appèl geeft, we tellen er wel een tiental. Even later
vervoegt ons Peter de ligfietser, gezelschap waar ik de komende dagen
en uren nog heel wat klimkilometers mee zal maken . Op naar het
breekpunt van de dag, de Col de la Bonette.
In de vallei in de aanloop naar de Bonette is het weer tropisch heet.
Puffend en naar elk plekje schaduw speurend en fietsend, zowel links als
rechts van de weg bereik ik met maatje Tijmon de voet van de berg. Een
laatste terrasje, mijn camelback en drinkbus met vers en vooral fris
water vullend et on y va voor een klim van een kleine 25 km richting
wolken.
De eerste kilometers verlopen lekker koel met veel schaduw, niet te veel
rechte lange wegen, veel wandelaars en een mooi bossig landschap.
Ongeveer halfweg passeer ik Tijmon en Peter die even staan uit te
puffen, warempel ik voel mij beregoed en de meters verglijden onder mijn
wielen alsof ik niet anders gedaan heb in mijn leven. Een wegwijzer met
14 km naar de top doet mij onverwijld een gite, schuiloord voor
trekkers, binnenduikelen. Een paar stukken taart, enkele blikjes en
energierepen verkomen de hongerklop, en gesterkt door de welgekomen
adempauze begin ik aan deel twee van het Bonnette-avontuur.
Inmiddels is de dag al ver gevorderd en dat heeft het voordeel dat de
hitte getemperd is en de toeristen de berg af zijn. Verder maar door
het desolate landschap, de boomgrens over en af en toe een reuzemarmot
spottend. Hun gefluit hoor je meer dan dat je ze ziet, die enkelingen
die je in een flits ziet geven je toch een goed gevoel en doen je
beseffen waaraan de cyclo La Marmotte zijn naam aan ontleend heeft.
Het wordt koud ipv fris en een windjack brengt soulaas. Af en toe een
snapshot nemend van het landschap en mijn fiets, Fondriest Mega Plus,
die mijn teveel aan gewicht over de bergen brengt. Zowat ten einde
krachten bereik ik de top. High van inspanning en zuurstofarme lucht val
ik Tijmon in de armen, iemand die ik daar allerminst om acht uur 's
avonds had verwacht. Gelukkig en uitgewoond bereiken we Barcelonette.
21 juli. Barcelonette. Rustdag.
Een vrije dag op de nationale Belgische feestdag, wij Vlamingen zijn niet anders gewend. Uitslapen, sight seeïng in het pittoreske stadje, schilderachtig gelegen in het door bergen afgezoomde landschap. Eten, drinken, slenteren, rusten, kletsen, aanzichtkaarten kopen en versturen, lezen. Vandaag is er tijd voor. De Tour de France lijkt veraf en belandt in de vergetelheid. Heijman en Ellen genieten ook van een welverdiende rust.Zij doen een uitje naar de niet zo ver afgelegen Azurenkust. Niemand voelt de behoefte om te fietsen enkel wat kuiswerk en het verlagen van mijn zadel met een centimetertje, bedankt voor die tip, om de pijn in knieën en gewrichten wat te milderen. De volgende dagen zullen die de kop n iet meer opsteken.
22 juli Barcelonette - Briançon.
Vandaag wachten weer een paar 2000m en hoger kleppers uit de top tien
van de indexrangschikking.
Acht kilometer klimmen naar de top van de col de Vars. Het weer is zoals
de ganse tijd al, schitterend. Niet te hoge temperaturen, weinig of
geen wind en goede wegen. Fietsen is hier leuker dan bij ons in de lage
landen.
De tweede te beklimmen col is een historische, col d'Izoard. Die reus
heeft een erg mooie aanloop vanuit La Chalp met de col de Platriere.
Mooi groene alpenweiden met brede wegen en vele wandelaars. In de
beklimming rijden mij mensen voorbij met achteruitkijkspiegels
gemonteerd op hun helm. Hallucineer ik, of heb ik te weinig gedronken.
Gelukkig, het zijn maar Amerikanen. Met meer volgwagens dan ze in aantal
zijn. In elke bocht pauzeert er wel één, om even later een sprintje
naar de volgende bocht of point du vue te trekken om daar weer even op
adem te komen.
Van volgwagens gesproken, Cycletours zou er beter één voorzien per
vijftien deelnemers dan voor twintig, want Heijman en Ellen draaien
daardoor dubbele shiften.
In de Casse Déserte, lees maanlandschap, voor het standbeeld ter ere van
Fausto Coppi en Henri Desgrange vraag ik een Fransman even een fotootje
te trekken van mij en de bronzen koppen, hij weigert, hij heeft zijn
fiets in zijn handen.
Merde, fuck you klootzak, vloek ik inwendig en door de adrenaline vlieg
ik de laatste hectometers als een berggeit naar de top. Een bezoekje aan
het mooie, historisch rijke museumpje, de obligate foto met het
naambord, en daar suis ik weer naar beneden richting Camping des 5
Vallées, met in het stadje nog de tekenen van de juist gepasseerde
Tour en op de rotondes de van TV gekende fietsen geschilderd in geel,
groen en bolletjeskleuren.
23 juli Briançon - St.Michel-de-Maurienne.
Vandaag slechts een vijfendertig klimkilometers met weer een paar historierijke beklimmingen in het verschiet. Langs de vrij drukke N91 loopt de aanloop naar de top van de Galibier over de col du Lautaret, geen leuke klus maar gelukkig niet al te zwaar. Op de splitsing na een lange half open tunnel nog een terrasje vooraleer de laatste 8 kilometers naar het hoogste punt aan te vatten. Die laatste kilometers zijn vrij zwaar met op het einde zelfs 12% klimpercentage. Wij doen de gemakkelijkste zijde dat blijkt overduidelijk bij het dalen en de smoelen die de klimmers ons tegemoet komend trekken. Na de soeppauze volgt nog de col Du Telegraphe, weerom de gemakkelijkste kant, het moet ook niet alle dagen loodzwaar zijn. De Marmotte-deelnemers kennen en herkennen het parcours, het is niks veranderd sinds hun laatste passage enkel de klimmen zijn tegenovergesteld. Na de laatste klim ligt de camping 30 km van de route, de diehards onder de HC-deelnemers kunnen nog over de col du Mollard, Croix de Fer en Glandon fietsen, voor de achterhoede is het welletjes, een relatief kort ritje mag ook eens. Zo kunnen wij ook eens op een deftig uur onze bijdrage leveren om het kampement op te zetten, eten helpen klaar maken en afwassen, het moeten niet altijd dezelfde (de vlugge jongens) zijn die daarvoor opdraaien. De diehards halen ruim 150 km op het tellertje, wij houden het bij een honderdtal.
24 juli, La Chambre - Bourg St. Maurice.
Vandaag naar het dak van de Alpen, de col de l'Iseran, 2770m. Jammer genoeg moeten we 30 km terugrijden over de N6 om terug op de route te geraken. Alsof de Hctocht nog niet zwaar genoeg is meent Cycletours ze nog wat heavier te maken, of was er dichterbij geen camping die de vergelijking met de al bij al doorsnee camping Le Bois Joli kon doorstaan. Van een jolig bos viel daar wel niets te bespeuren. Terug op de route krijgen we twintig kilometers verder een omleiding wegens een steenlawine, natuurlijk over een colletje. Je hebt van die dagen dat alles tegen zit, na de afdaling van col de Madeleine bij het opdraaien van de route nationale klinkt een knal als een geweerschot. Verdomme, spaak stuk. Achterrem opengezet en verder naar de pauzestop gezwieperd met een opgave door heirkracht in mijn hoofd spelend. Bij het busje gearriveerd, bezweert Heijman mijn pessimisme "Kom maar wat op krachten, ik fiks dat wel even" Geweldig. Angelo, een verkeerde afslag genomen en een extra klimmetje ingelast samen met Friese Wessel vertrekt als laatste en ik duik de bagageruimte in op zoek naar mijn tas waar ik uit voorzorg enkele meegebrachte spaken had ingepakt. Een kwartiertje later, nog een stempeltje opgehaald, vertrek ik laat in de middag richting Bonneval, gelegen aan de voet van de Iseran. Daar gekomen is er een jaarlijks feestmarktje aan de gang, in de drukte zoek ik een cafeetje om met enkele taartpunten en een cola of twee mijn krachtenarsenaal weer te vullen. Een sanitaire stop brengt rust in de darmen en mijn hoofd om in alle sereniteit het monster te bestormen en te bedwingen. Bocht na bocht, hoger en hoger fiets/kruip ik naar boven. Het is rustig, onherbergzaam mooi met een mooi, woest stromend riviertje, waarschijnlijk gevoed door de smeltende gletsjers. Eenzame koeien, wandelaars, weinig of niets verstoort de rust. Om twintig over zes bereik ik de top. De door Heijman achtergelaten bananen en drinken zijn niet te bespeuren, het winkeltje sluit zijn deuren af, enkel een blikje en een stickertje kan ik nog krijgen. Een Duitser trekt mijn foto en ik begin aan de laatste vijftig dalende kilometers richting camping. Val d'Isere suis ik door, vele tunnels vlam ik door en rond half negen bereik ik het tentendorp waar mijn lotgenoten mij een welkomstapplausje gunnen. Dank bij deze, het klonk welgemeend. Tunnels zouden wel vermeld mogen worden op het routeplan want zonder licht voelt dat bijzonder akelig, zeker als er nog werken aan de gang zijn en de verlichting,, al dan niet aanwezig, niet optimaal is.
25 juli, Bourg St Maurice - Sevrier.
Na de hele tocht gereden te hebben met één oog op mijn hartslagmeter, liefst niet te lang boven de 140, besluit ik de laatste dag eens alles te geven. Direct na de camping verlaten te hebben beginnen we aan de Cormet de Roselend overlopend in de col De Meraillet. Furieus begin ik aan de klim en dra laat ik mijn gezellen in de steek, kilometers later komen de vlugge jongens mij voorbij. Als eerste Maarten, verder Vincent, Angelo, die ter ere van de laatste dag zijn HCkoerstrui uit de bepakking heeft bevrijd en ze nu terecht fier showt. Een voor een over de volgende kilometers word ik voorbijgegaan om in gezelschap van de mij welbekende achterhoede de top te bereiken. Na de stop in Beaufort de laatste zware klim, de col de Saisies. Langzaamaan raakt de krachtentank leeg en met de tong ver uit de bek pakken we nog de col Des Aravis, de col de la Croix Fry en om te eindigen de col de Bluffy . Na een tochtje rond het meer van Annecy bereiken wij de laatste halteplaats. Peter heeft met zijn ligbolide zoals steeds het nodige bekijks, zelfs vanuit appartementen wordt hij nagewezen. Een echte éénmans reclamecampagne. Bij het avondeten champagne, weerom lekker eten en een huldiging voor de volbrengers van de Hctocht. Peter uit Wolfheze, Wim uit Oosterhout, Angelo uit Capelle a/d Ijssel, Jos uit Eindhoven, Ronald uit Heerhugoward, Maarten uit 's Hertogenbosch en Jef uit Kessel-lo (B) Het was een eer om met jullie mee te mogen fietsen, van harte proficiat en aan de overige deelnemers een welgemeend tot ziens op de route of elders. Het tweede deel van mijn HCtocht was hiermeee volbracht, de helft zit erop. Tot nog toe geen lekke band, verkeerd rijden, valpartij of slechte weersomstandigheden. Zo mag het blijven natuurlijk. Volgend jaar fiets ik solo van Annecy naar Saverne, en in 2007, bij leven en welzijn, plan ik om met Cycletours de Pyreneeën te overwinnen en alzo de lus te sluiten. Hopelijk heeft tegen dan Cycletours een hotel arrangement aan te bieden, want dat gedoe op campings heb je wat mij betreft na een week wel gehad, toch zeker gezien de fysische inspanningen en het primaire comfort op gebied van hygiëne.
SLOT
Er rest mij nog een hartelijk dank uit te spreken aan het adres van
alleskunner Heijman de Boer en de koningin van de gasbranders Ellen,
voor hun steun, motivatie, lekker eten en het tegemoet komen aan al de
wensen en verzuchtingen van hun medereizigers.
Er zijn conflicten in de groep geweest, er is gesjoemeld met
stempeltjes, maar de leuke herinnering aan deze groepsreis overheerst.
Eén grote lijdensweg
" De Tour de France, u hebt geen idee " zegt Henri Pelissier " het is één grote lijdensweg."
"Net zoiets als de kruisweg, maar die had niet meer dan veertien
etappes, en de onze telt er vijftien. We lijden van start tot finish.
Wilt u zien hoe het in zijn werk gaat? Hier …
Dit is cocaïne voor mijn ogen, dit is chloroform voor mijn tandvlees,
crème om warme knieën te krijgen, pillen, drie doosjes, puur dynamiet"
(Dwangarbeiders van de weg, de tour van 1924, Albert Londres)
"Dit is onmenselijk,
als een gewone mens zo'n bergrit rijdt, ligt hij drie weken in z'n bed. Dan verwachten ze nog dat een renner dopingvrij rijdt"
(Tom Boonen bij zijn opgave in de tour van 2006)
" Zachtjes tikt de regen tegen het vensterraam…"
Een oude sixtieshit zoemt in mijn hoofd terwijl ik de minuten aftel
tot de Cycletour-bus mij er op een afgelegen, koude parkeerplaatsuit
zal zetten om een derde hoofdstuk aan mijn HCtocht te breien. Het regent
al onafgebroken sinds het vertrek uit Weerde, NL, kan een fietstocht
ongunstiger starten? Nog vlug gebruik gemaakt van het chemisch bustoilet
waar deze rit ongelimiteerd bezoek was van toegestaan daar er slechts
zes reizigers zijn. Vijf fietsers voor een Alpentocht en ik voor de
tocht ter tochten.
Ajuus, daar verdwijnen de achterlichten in de nacht.
Vijf uur in de morgen, 22 augustus 2006. Ik tuig mijn stalen monster,
Oxford Chesterton herenfiets, op, vooraan mijn tent, achteraan
fietstassen, met bovenop slaapzak en luchtmatras. Alles tesamen ongeveer
twaalf - dertien kilo, tel daarbij mijn fiets van 15 kilo, en je weet
dat ik een serieus transport te verzorgen heb.
Het is gestopt met regenen, de goden hebben een boontje voor mij.
Stempeltje gehaald in Annecy in een krantenshop en na enkele uurtjes
krijg ik de eerste col voor de wielen, Col du Clergeon, een makkie voor
ik richting Col du Grand Colombier fiets, 1509m, gevreesd vanwege zijn
quotering van 8.9 en derde plaats op de cols-indexschaal. Ontzagwekkend
ziet hij eruit, een grote granieten bult in een verder vlak landschap.
Van op een supermarktparkeerterrein in Culoz waar ik energie bijtank
zie ik hem grijnzen. Passanten kijken me meewarig en met ogen
overvloeiend van ontzag aan.
Allé vooruit, rond het middaguur trek ik mij op gang.
De eerste kilometers vallen nog mee, eens de buitenwijken van Culoz
door, ontplooit de berg zijn slingerbaan naar de top. Na een eerste
point du vue, borden langs de weg die verwittigen voor vier
kilometerlang ononderbroken klimmen aan 14 %.
Op mijn allerkleinste verzet, af en toe omkieperend vanwege te traag, af
en toe een gelleke van Isostar en constant een hartslag van 150 - 160
beats/min, bereik ik na drie uur klimmen de controle auberge voor mijn
verplicht stempeltje. Even drinken in het afgeleefde lokaaltje, ook het
vaantje van de HCtocht is aan vervanging toe, en de laatste kilometer
zweef ik omhoog. Bovenop de top veel fietsers die weliswaar langs de
andere zijde de beklimming gemaakt hebben. Respect is mijn deel en een
bereidwillige ziel fotografeert deze flandrien met het adembenemend
hinterland op de achtergrond.
De zwaarste en meest gevreesde van de te beklimmen cols heb ik achter de
rug, laat de rest maar komen, te beginnen met deze afdaling.
Later op de middag krijg ik toch last van moeie benen en hoor ik ineens,
tjang, shit, een spaak is eraan gegaan. Nou, voor deze dag hou ik het
voor bekeken en zoek een campingterrein op. Het water is koud maar voor
2,5 euro kun je natuurlijk ook geen vijfsterren verwachten.
Enkele kilometers na mijn vertrek de volgende ochtend, tjang, een tweede spaak in het achterwiel begeeft het. Godver de godverdomme, een fietsenmaker in deze contreien vinden is geen sinecure, weet een passerende fietstoerist mij te vertellen, maar 20 km uit de richting in Hauteville is er één. Nou ja, ik ben op vakantie, ik fiets door Frankrijk, dit is nood breekt wet. Alla, richting Hauteville dan maar, over de route des Naaldbomen, peddel ik onder een lekker zonnetje door schilderachtige gehuchtjes en dorpjes. Een vriendelijke wielertoerist op jaren begeleidt mij de laatste kilometers en brengt mij tot waar ik wezen moet. Een half uurtje later is het leed geleden en kan ik over een extra col terug op de route. Allons y. Welgezind maai ik de klmtrs weg door een groen vlak landschap met af en toe een bultje, côte genaamd. Welgezind bereik in de late namiddag Saint-Claude, waar ik op camping Du Martin voor 6,75 euro mijn tentje opsla, trouwens prima restaurantje daar. Deze camping had ik uit een reisverslag Paul Willekes, die de tocht volbracht met een aanhangwagentje, BOB?. Reisverslag dat jammer genoeg ontbreekt op de site van de HC-verslagen, net zoals er ook een verslag ontbreekt van de Championners die de tocht in ene keer uitreden. De uitbaatster van de auberge op de Grand Colombier herinnerde zich nog levendig de kletsnatte bende die en masse bij haar binnenviel op zoek naar vocht en stempel. Met Google kun je toch nog enkele van deze missing links opsnorren.
Omdat ik redelijk vroeg de slaapzak opzoek ben ik de volgende dag ook vroeg uit de veren en rond zeven uur begin ik de dag met een 10km lange klim uit het dal op en over de Cote de Cinquetral. Een lichte motregen bevochtigd de weg en ook de klim daarop, Cote de Bellefontaine glinstert van het nat. Veel zuurstof in de lucht en vermits ik van de lage landen aan de zee is dit niet bij machte om mij uit mijn hum te brengen. Sneeuwwitje en de zeven dwergen, een geliefde setting voor Fransen hun voortuintje, boten in de hof, terwijl in de verste verte geen te bevaren water is te bespeuren. Kortom aan schilderachtige mini tableaus geen gebrek. Na de middag op een rechte weg, tjang, oh nee, toch wel, weer een spaak die het begeeft. Had ik maar een ander wiel gekocht voor mijn vertrek, wel een opzetstukje voor mijn tent laten installeren maar geen nieuw wiel. Gelaten, mijn eigen vervloekend, fiets ik door naar het volgend middelgrote stempelpunt op mijn route, Levier. Helaas, geen fietshersteller, maar 20 km verder, jawel buiten de route, in Portalier, vlakbij de Zwitserse grens, daar zijn er wel twee. Na een halfuurtje wachten neemt de fietsenmaker mijn wiel onder handen. Mooie winkel, verkooppunt van Lapierre racekarretjes, tijdens het halfuurtje wachten verkoopt hij er zelfs enkele. De fut is eruit voor vandaag, dus de plaatselijke camping wordt mijn home voor vannacht. 11,5 euro, de duurste camping van de ganse trip. Speelt de nabijheid van Zwitserland hier een rol?
Gelukkig speelt de materiaalmoeheid van mijn fiets zich af in het gebied van de kleinere cotes en kan ik de cols hopelijk met goed materiaal beklimmen. Na een stuk fietsen langs de plaatselijke route national beland ik weer op de route. Helemaal lekker bolt de fiets niet en inderdaad na een zestig kilometer, tjang, weer dat ongelukkig geluid, oh oh, dit gaat hier toch wel echt de verkeerde kant uit. Achterrem gelost en met een humeur onder het zenith, peddel ik voort. Een eerste fietshersteller in het volgende stadje heeft jaarlijks verlof, een tweede in L'Isle-sur-le-doubs, na een zoektocht van 15 km, heeft ook jaarlijks verlof, wel schilderachtig aan een mooi kanaaltje gelegen maar evengoed potdicht. Met de moed der wanhoop en een slingerend achterwiel over de Cote du Gelot verder maar weer. Ook in Héricourt is de plaatselijke hersteller in verlof, te ontmoedigd om nog verder te zoeken, val ik binnen in een Formule één hotel, geen persoonlijke badkamer hier maar een gemeenschappelijke op de gang. Luxueus is anders.
Na een Frans ontbijt(je), richting Col du Ballon d'Alsace, de eerste van de Vogezencols. In Giromagny, in een zaak van grasmaaiers nota bene, tref ik de man die ik zocht. Een oprecht vakman die mij een nieuwe spaak steekt en mijn wiel centert alsof het zijn eigen wiel is. Als dank mag hij er van mij en nieuwe Michelin opleggen. De Ballon op zaterdag is het mekka van de plaatselijke wielerfanaat, in trosjes rijden ze mij voorbij. Zonder mankeren wordt een bonjour, bonne route of courage mijn richting toegeslingerd. Tof, collegiaal, het verlicht de pijn van het HCtochter zijn. Zonder afstappen en onder een waterachtig zonnetje bereik ik de top en in de Ferme du Ballon laat ik mij een choucroute en een paar pintjes smaken, na de afrekening is de smaak evenwel heel wat minder, 2,5 euro voor een pintje - 13,5 euro voor een bord met meer vet dan vlees. Toeristenval, quoi. Na de afdaling terug op het vlakke begint het weer te druppelen. Van de drup in de regen, zeiknat en kouwelijk zoek ik de camping in Willer-sur-thur, 5 euro, op. Niet zonder eerst de plaatselijke supermarkt aangedaan te hebben voor mijn dagelijkse fles rosé en een paar liter Yoplat, neerlands super-yougort product.
Drup, drup, miserabeler kan een dag niet beginnen. Ik draai mij dan ook gewis nog eens rond in mijn slaapzak. Pas om 10u stopt de regen en kraam ik op. Direct gaat de weg steil omhoog, de camping ligt dan ook al twee kilometer op de klim van de Grand Ballon de hoogste in de Vogezen, 1345m. De top is helemaal omsluierd door nevel, mist en laaghangende bewolking. Gans alleen op de baan en door een miezerige setting beklim ik de bastaard. Bocht na bocht, niet verder dan honderd meter ver ziend, vorder ik, een wedren voerend met een koppel te voet die zich via een rechte lijn omhoog een weg naar de top banen. Ik win. Twee meter voorsprong. Op de top begroet ik een bus toeristen uit Oelegem in hun eigen taal en nuttig als middagmaal een quiche au Berstchwil en een grand cafe au lait, 9.6 euro. Zo, ik kan er weer voor effe tegen en vervolg mijn weg over de Route des Cretes. Geen spectaculaire vergezichten wegens te slecht weer over de Col d'Hahnenbrunnen, Col du Herrenberg en de Col de la Schlucht. Gelukkig heb ik deze mooie omgeving enkele jaren geleden al aangedaan met De Ritsers, mijn hometown wielertoeristenclub uit Verrebroek, Vlaanderen, België. Langzaamaan veranderen de Franse plaatsnamen in Duitse. Na een verplicht stempeltje in Stosswhir besluit ik er de late namiddag nog een flink stuk aan te breien, te beginnen met de Collet du Linge. Boven op deze col, op 25m na een duizender, verschillende begraafplaatsen en een openluchtmuseum gewijd aan de ontelbare slachtoffers van de eerste Wereldbrand 14-18. Links een Franse begraafplaats, rechts een Duits Friedhof. Tot mijn grote verbazing liggen op deze laatste Joodse Davidssterren gebroederlijk naast Duitse heldenzerkjes. De Joodse getooid met kiezelsteentjes, die zoveel willen zeggen als dood maar nog niet vergeten. Je wordt er zowel koud als stil van. Even verderop, ondanks het late middaguur, lopen er nog vrij veel bezoekers rond op de gerestaureerde en voor het nageslacht bewaarde loopgraven, indrukwekkend en tot nadenken stemmend hoe onze voorvaderen in die omstandigheden onze beschaving verdedigden met hun eigen leven als inzet. In de afdaling begint de zoektocht naar een slaapgelegenheid, jammer, de ene na de andere Chambre d'Hôtes blijkt vol te zitten. Na nog een loslopende wolfshond gevangen te hebben voor een baasje dat in de verte komt aangehold, zit er niets anders op dan de Col du Calvaire, 1134m, aan te vatten. De schemering valt, de wind wakkert aan, en met een bergmeer langs de linkerflank fluit er een guur lied door de naaldbomen. Om halfnegen bereik ik compleet leeg Les Terrasses du Lac Blanc, een erg mooi hotel op de top, waar de waard mij een lekker warme luxueuze hotelkamer, 42euro, vlak naast de ingangdeur in loost. Fiets mag ook binnen en voor ik mijn eerste glas rosé binnen heb val ik na een lekker warme douche in de armen van Morfeus in een verkwikkende slaap.
De voorlaatste dag wordt ik mister 10%, liefst 10 cols verdwijnen onder mijn wielen. Helaas begint het na de lunch in Provencheres ongegeneerd door te regenen. Nat tot op het bot draai ik dan ook 's avonds camping Muncipal du Hohwald op. Gelukkig brandt de centrale verwarming al in de doucheruimtes zodat ik daar mijn natte kledij, schoenen en overschoenen over kan uitspreien. Vanwege een aantal kapotte telefooncellen de laatste dagen is het contact met het thuisfront onbestaande, tot ik in een helder moment met mijn nood GSM om zeven uur 's morgens er toch in slaag mijn vrouwtje aan de lijn te krijgen en haar gerust te stellen dat haar fietswarrior nog steeds alive and kicking is.
Welgemoed begin ik aan de laatste etappe, zo welgezind dat ik van de weeromstuit bergaf kar ipv linksom omhoog de cote de Welsbruch op. Een tiental km verder in het volgende dorpje kom ik tot het inzicht dat dit toch niet de juiste route is. Raar hoe je meer van de natuur geniet bij een beklimming dan bij een afdaling. Vijftien km boetedoening met als bekroning Mont Ste-Odile met het mooie klooster, geliefd bij dagjesmensen en toeristen als stempelplaats. Na de middag klaart de hemel open en na een passage over een route forestier bereik ik rond vier uur in de namiddag eindpunt Saverne.
Bij de finishstempel in het treinstation maak ik van de gelegenheid gebruik om een treinticket te nemen voor de volgende dag naar Valenciennes. 42 euro. Euforisch sla ik nog wat mondvoorraad in, een friet en een bier volgen vooraleer ik mij installeer op de plaatselijke camping. Na een verkwikkende douche en het opzetten van mijn tentje, orden ik mijn documenten voor het vertrek morgen in alle vroegte, half zes. Shit, waar is mijn treinbiljet, oei mijn stempelboekje vind ik ook niet meer. Fuckerdefuck, help moeder, vrouw en de rest van mijn familie, wat nu. Met een kletsnatte kop en met doemscenario's door mijn kop razend, race ik terug naar het station. En daar, in een hoekje van het loket liggen mijn documentjes geduldig op mij te wachten.
Oef.
De treinstations in Frankrijk zijn niet bepaald gehandicapten- en fietsvriendelijk, zodat ik bij diverse overstappen mijn fiets trappen op en af dient te sleuren. De weg af en toe blokkerend zodat een treinwachter wel verplicht is om een handje toe te steken. Rond het middaguur bereik ik de Franse grensstad Valenciennes, waar ik constateer dat er een vijfde spaak het begeven heeft. Niets kan mij echter nog deren en de 150km die mij nog resten van mijn hometown leg ik brandend van verlangen en goesting af. Door de groezelige buitenwijken van Valenciennes, het Pays des 1000 colinnes, de Vlaamse Ardennen, de ring rond Gent, enz…De typische Belgische slechte fietspaden bezorgen mij nog een leegloper en nopen mij tot geregeld bijpompen. Op een dertigtal km voor thuis dwingt een zwarte VW mij tot stoppen. Een sponsor van onze wielerclub wil weten wie die vogel is met zijn clubkleuren op de rug.
Leuk.
Rond negen uur die avond rij ik mijn erf op. 't Zit er weer op, derde deel vd HCtocht staat op mijn palmares.
Te zwaar en te traag.
" HEY, HEY. MY, MY. ROCK AND ROLL WILL NEVER DIE"
Neil Young "Story of an Johny Rotten"
"Dichter bij God zal ik wel niet geraken"
Verzuchting van Koen op één of andere hoge col.
"Hallo, ik ben Els" "Hallo, ik ben Peter"
"Ik ben Koen"
De setting is station Breda, maandagmiddag 9 juli en de
voorstellingsfrases die van toekomstige reisgenoten voor de HCT,
richting Roufillac, Frankrijk.
"Ben jij niet die schrijver van dat verslag op de site van Cycletours
over het Alpentraject. Ja? Leuke lectuur." Nou moe, blijkt in de loop
van de volgende dagen dat de meeste van mijn reisgenoten het gelezen
hebben. Onbekende fans zeg maar, dat is ieder geval aangenamer dan het
verwijderen van mijn schrijfsel van de site van mijn eigen
fietsvereniging "De Ritsers", omdat ik weiger bestuurslid te zijn van
een club waar de helmdracht niet verplicht wordt.
Weg Vlaams kloteweer en besognes allerhande, met negen fietsers, één
fietster en één begeleidster Annemie sjezen we richting Frankrijk waar
we op een ontiegelijk vroeg uur arriveren. De eerste dag is een
welgekomen rustdag, het programma voor de komende dagen is zwaar genoeg
wat niet belet dat het gros van de kandidaten er al met goeie moed de
benen los rijdt. Omdat ik snotverkouden gearriveerd ben, beperk ik mij
tot los wandelen en het meepikken van een slaapverwekkende touretappe,
gewonnen door de Zwitser Cancellara.
Er is gekozen voor een geleidelijke opbouw richting hooggebergte. In
groep, gemiddelde 26,5 km, 5 minieme côtes, lekker weer, enkele lekke
banden, kortom ideaal voor kennismaking en warm draaien voor hetgeen
komen gaat.
Mooie camping trouwens, les 2 lacs.
Het lichtere werk blijft primeren in de aanvangsfase, op enkele côtes
na geen hoogtemeters. Maar klimmen blijkt nog steeds niet my cup of
tea, hoe leuk ik het ook vind om hoogtes te overwinnen. Mijn
overgewicht, 92,4 kg. droog aan de haak, speelt daarin natuurlijk ook
een doorslag gevende rol. Heel het jaar eraan gewerkt, met als record 87
kg. in maart, maar die laatste vakantie op Sicilië heeft de
weegschaalnaald weer de verkeerde kant opgejaagd. Twijfel speelt door
mijn hoofd, nu ik zie dat mijn medefietsers over een triple beschikken
en ik geopteerd heb voor een compact vooraan, 34x50, met als grootste
pion 25 tandjes achteraan. Probleem aangekaart bij Stefaan, begeleider,
mecanicien, chauffeur en nog veel meer. Geen probleem, kalmte wordt
gepredikt, oplossing wordt wel gevonden.
"Mmm, een jointje na het avondeten zou wel smaken" Als je met youngsters
op pad bent, kun je zoiets wel verwachten, zelf opteer ik voor soberte
en vroeg in de slaapzak na de gebruikelijke cycletours routine van de
gezamenlijke afwas waar ieder zich naar vermogen uitleeft.
Laatste opwarmrit met toch zo'n 8 beklimmingen die naam waardig.
Meer en meer kilometers haspel ik af in de achterhoede, op gezette
tijden opgewacht door de groep.
De verhoudingen tekenen zich af voor de volgende weken. Peter, in de
spits, niet echt verwonderlijk; fietste vorig jaar met Le Champion de
HCT in 25 dagen, zijn fietsfilosofie vindt je terug in een verslag over
de Championstocht op de HCT verslagensite. In zijn spoor Marcel, reus in
lengte en op de fiets, Zeeuwse Dennis, aan zijn tweede deel van de HCT
bezig, gevolgd door triatleet Erik, mediamens Dirk, leraar Ard uit
Zwolle, stoemper uit de tuinwijk Frans, Cees, de methusalem van het
stel, 67 jaar en aan het laatste deel van de tocht bezig, trouwens de
enige bekende voor mij gezien onze Alpenavonturen van twee jaar terug en
last but zeker niet least, Els, halve trouwboek van Peter, nog nooit
een dame zo hard weten fietsen. Samen fietsen ze elk weekend wel een
toertocht van zo'n 200 km, zo ken ik er toch niet veel, chapeau.
Onderweg is er nog een valpartij waarbij o.m. Frans, Cees en Dirk
betrokken zijn. Buiten schaafwonden geen verdere averij.
's Avonds op de camping verrast Stefaan mij met de wetenschap dat hij
een fietsenhersteller heeft gevonden die voor sluitingstijd van zijn
winkel nog vlug achteraan een grotere pion wil steken. Fantastisch, een
half uur later is dat gepiept en kan ik verder met 28 als grootste
tandwiel.
22 euro, geen geld. Tevreden kan ik onder zeil.
Langs tweetalige (Frans-Baskisch) naamborden, voelt Belgisch aan. Eerste col van de dag is de Col d'Osquich, smal weggetje, steile klim. Enkele kilometers verder wacht al de Col de Gamia, de eerste col met uitroeptekens in het roadbook, er zullen er nog veel volgen de komende dagen. Ook de moeilijkheidscoëfficient stijgt geleidelijk met als zwaarste die dag met 7.2 de Col de Burdincurutcheta, zo'n 25 km. klimmen met een welgekomen neerwaartse knik na 14 km. Groene weiden, goed
doorvoede rinkelende koeien en veel dagjesmensen, hiervoor zijn we gekomen. Als laatste arriveer ik bij de soepstop, als steeds opgewacht door een positieve Stefaan.
De kortste rit, maar zeker niet de lichtste, dus met volle moed er tegenaan.
Vanaf het vertrek stijgt de weg richting top van de Soudet, 1517m, zo'n
18 km verderop. Links en rechts een côtetje meepikkend gaat het vanaf
367m terug naar 1035m, top van de Col de Marie Blanque. In de Franse
Pyreneeën is het de gewoonte dat elke klimkilometer vooraf gegaan wordt
door een bordje met daarop het nog te klimmen aantal km en het
stijgingspercentage van de volgende km. Behoorlijk sadistisch en
ontmoedigend als je vat bijna leeg is. Met nog twee km te gaan, zit ik
uit te blazen op een muurtje als Stefaan de berg afkomt op zoek naar de
laatste, moi dus.
"Doe die deur open, jong, dan gooi ik mijn fiets erin en dan rij ik mee
tot aan de top. Die laatste km van 11% en 13% trek ik niet meer" blaas
ik.
"Wacht even, Koen. Take your time en drink een blikje fris. Die laatste
km vallen heus wel mee, dat is hooguit zo'n 5 of 6%"
Even op adem komen, een opbeurend peptalkje en het zicht van een loser
die zich aan de autospiegel van z'n lief omhoog laat sleuren doen
wonderen. Allons y, daar ga ik weer.
Die 6 % is een fabeltje, de volgende km zijn respectievelijk 13% en 12%,
maar uiteindelijk bereik ook ik de top, groet supporters Stef en
Annelies en begin aan de afdaling richting Laruns en rustdag.
Bij aankomst zie ik met de rest van de bende nog de rush van toekomstige
gele trui Rasmussen. Het Nederlandse kamp, waaronder ook Ard, enigszins
geschaafd en gehecht als gevolg van een valpartij in de laatste
afdaling, gaat welgemoed aan tafel.
Peter is niet te stoppen en fietst de Aubisque en nog enkele bultjes
op en af.
Ard heeft niet of nauwelijks geslapen en heeft zijn val herhaaldelijk
terug beleefd.
Heeft ook te maken met een bijna aanrijding met een motor en de zin
ontbreekt om nog "te dalen als een natte krant", hij ziet het echt niet
meer zitten om verder te rijden.
Beslist morgen definitief, misschien brengt de nacht raad.
Buiten kleren wassen, rondhangen, restaurantje bezoeken, tukje doen en
wat lezen - om mij voor te bereiden op de cultuurschock had ik
Grunbergs' Tirza in de koffer zitten, lectuur die een ijskoud cocon rond
je hart legt, geef mij maar Joe Speedboot die hartverwarmende roman van
Wieringa, maar dit terzijde - is het rusten geblazen. Hetzelfde wat de
renners in de tour doen dus.
's Avonds is in Laruns er nog een demonstratiewedstrijd pelote, een
regionaal balspel, de Franse versie van het Vlaamse kaatsen zeg maar,
waar enkelen naartoe gaan. De moeite waard schijnt.
Ard beslist niet meer verder te fietsen en 's avonds de fietsbus,
richting Nederland te nemen. Jammer, maar als de motivatie weg is en je
bang bent in de afdalingen dan gaat het echt niet.
Direct vanuit de camping de Aubisque op. Ik krijg een soortement
vrijgeleide van de groep en mag eerder weg, waarschijnlijk om mij voor
donker terug te zien.
Erg mooie, groene klim. Eaux-Bonnes, halverwege de weg oogt
schilderachtig maar ook een beetje desolaat met de leegstaande grandeur
van mooie woningen en statige hotels van het mondaine kuuroord dat het
ooit was. Hoger en hoger via skidorp Gourette door een schraler
landschap richting top. Kort voor de top passeert Denis mij, voorafgaand
door de ringtone van zijn GSM. Na het obligate poseren en foto's nemen
voor de naambordjes volgt de korte afdaling naar de Soulorklim.
Niet te veel tijd verliezen, het dak van deze trip ligt nog op ons
parkoers. Eerst nog 'n typische Bijma-col, de col de Borderes. Groen,
stil, smal kortom een leuke klim.
Bij de volgende soepstop niet ver van de voet van de Tourmalet wordt
afscheid genomen van Ard. Jammer, maar wij moeten verder, de top op
2115m ligt nog ver weg. Rond half drie begin ik aan de klim, de laatste
vijf, zes kilometers zijn afzien. Ik krauwel voort, het wordt kouder,
desolater en eenzamer dan al de voorgaande dagen. Enkel koeien, schapen
en toeristen gapen mij meewarig na als ze al niet in de weg lopen of
rijden. Doorweekt, trots en kouwelijk bereik ik de top waar ik in de
auberge weer op krachten kom bij koffie en cola. Ik frommel wat
keukenrol onder mijn truitje tegen de kilte en na enkele foto's bij het
monument en de megafiets suis ik door de mist de laatste kilometers weg.
2 beklimmingen van de top vijf van de HCT, het kruipt niet in de kleren
en vervult me hoe moeizaam het soms ook gaat met onvervalste trots. Deze
dagen rijden we de helft van de twintig zwaarste cols uit de index,
faut le faire.
Vanaf het vertrek weer zo'n 10 km klimmen, ditmaal moet de Aspin
eraan geloven.
Na afdaling en doortocht van de vallei ligt de Peyresourde te wachten,
16 km deze keer en bovenop, geloof het of niet, voorkom ik de hongerklop
door een heerlijk bord frites binnen te spelen.
"Monsieur est Belge? ", " Flamand ? " Een juiste gok van het vriendelijk dienstertje.
Gesterkt gaat het in gestrekte draf richting Col de Menté, een steile 9
km lange hufter van een col. Op 3 km van de top bij het fotograferen
van een plaquette ter ere van Ocana, passeert de camionette (busje) met
Stefaan en Annelies. Het lijkt wel of die mij alleen stil zien staan,
maar kom, gesprekje, brood, soep, blikje geven weer de courage om verder
te gaan. Stempeltje op de top, op naar de col de Portet-D'Aspet.
Bij het opdraaien daarvan ligt het mooie, in marmer vereeuwigde monument
voor de jammerlijk veel te jong verongelukte, Olympische kampioen van
Barcelona, Fabio Cassartelli. Ik herbeleef de beelden van die dagen, de
aanblik van de in foetushouding doodbloedende Fabio, de ontredderde blik
en trillende commentaar van de achter hem gevallen Johan Museeuw. Het
vingertje en de blik van Armstrong, nog in zijn prekanker lijf en
Motorla-outfit de dag erna, bij wijze van eerbetoon.
Van Museeuw gesproken, die zijn commentaar bij zijn dopingperikelen is
wat mij betreft het eerlijkste en te nemen of te laten statement ivb
hiermee "Ik heb gedaan wat ik meende te moeten doen om mijn beroep op de
beste manier uit te oefenen."
Wie zijn wij om erover te oordelen? Persoonlijk vraag ik mij niet af
welke substantie deze of gene acteur, zanger, politici, of elk ander
individu in de sport- of amusementssector tot zich neemt of genomen
heeft.
Nog een zware rit te gaan voor de rustdag, weerom drie cols uit de
top twintig liggen op ons te wachten, waaronder de alom gevreesde en
berucht Péguère !!
Daar ik de voorgaande dagen het toch enigszins fris vond in de
afdalingen en het weer niet veel goeds beloofd, heb ik mijn regenjack in
mijn achterzak gepropt. Helaas, in de loop van de dag trek ik bij het
nemen van een foto, ongezien de mouw ervan los en die slaat dan ook
gezwind enkele honderden meter verderop in mijn versnellingsapparaat.
Met desastreuze gevolgen, helaas. Krak zegt mijn versnelling, breekt af,
alsmede mijn ketting onherstelbaar beschadigend en zelfs mijn pat krom
trekkend. Godver de godver, enz…. schalt het door de Pyrenese lucht. De
rest van de dag wordt het copassagieren met S en A, en zoeken naar
herstelling. Enkel de muziek van de cd speler in het busje van Bob
Marley weerhoudt mij ervan om mij in een depressie te storten.
Gelukkig heeft een kundige, jonge professionele fietsenreparateur
mijn fiets terug in orde gebracht a rato van 149€, maar kom er zijn er
die een hogere GSM rekening te betalen zullen hebben. Plan is de gemiste
kms terug te fietsen, afgezet op het parkoers door het busje, helaas,
in de ochtenduren geraken we niet van de camping wegens de gesloten
slagboom, het blijft regenen en een deel van de jongens en Annelies
willen Stef Clement en de tour meemaken een eind weg in de buurt van de
col du Cabaretou. Ze beleven er een leuke dag, voor eeuwig vastgelegd
door de camera van Dennis.
Geen gefiets dan maar, ipv bezoek ik het kasteel, stelt niet veel voor
eerlijk gezegd en haal dan toch mijn hartje op bij de schitterende
sprintzege van Tom Boonen, gegangmaakt door een heerlijk treintje. Later
op de avond gaan we nog op restaurant met de overblijvers, waar Els en
Peter zowaar nog een buurman tegen het lijf lopen. Wat is de wereld toch
klein.
De langste rit begint zoals gewoonlijk met een klim en zal ons door
het groene, heuvelachtige land van Katharen gidsen. Katharen of
Albigenzen waren in de late middeleeuwen een afvallige katholieke sekte,
voornamelijk in het zuiden van Frankrijk, aldus Wikipedia.
Ik vertrek een ervaring rijker in korte mouwtjes, helaas zal het pas in
de late middaguren stoppen met regenen, gelukkig zijn het warme druppels
en is het niet te koud. De hele rit zal het pompen of verzuipen worden.
In een poging om na de soepstop aansluiting te vinden met de rest
mankeer ik in de haast een wegwijzer en verlies ik de weg voor en in
Carcasonne. Thuis gekomen vraag ik mij bij het aankijken van de foto
cd'tje, alnog dank Frans, vertwijfeld af bij welke mooie ommuurde stad
mijn fietsgenoten poseren, Carcasonne dus. Zedelijk voel ik mij stilaan
verplicht worden om de HCT eentweede maal te rijden om de schade van al
dat gemiste mooi in te halen.
Al soppend geraak ik met het nodige tijdverlies, maar na toch iets van
deze mooie stad gezien te hebben door een niet aflatend regengordijn
terug op de juiste weg.
In Citou, na een bakkerbezoek voor een paar zeer lekkere éclairtjes
(roomsoezen?), stopt de regen. Door een mooie vallei met enkele
colletjes als toetje bereik ik dan toch nog welgemutst de camping waar
Marcel en Dennis zelfs mijn tentje al hebben rechtgezet. Tof, mijn
cameraatje heeft daarentegen een overdosis nat te verwerken gekregen en
last er een tijdelijke time out in.
De dag begint met de beklimming van de met tour aanmoedigingen
volgekalkte col du Cabaretou. Twintig van de eerste dertig kilometers
gaan weer de hoogte in, wat niet belet dat ik op de soepstop in
stempelplaats Ceilhes-et-Rocozels, what's in a name, voor de eerste keer
in het gebergte Frans en Erik aantref. Teken dat ik conditioneel toch
niet moet onderdoen voor mijn collega fietsers. Onverdroten zet ik mij
op kop en mon jour de gloire blijkt gearriveerd te zijn. Voor de eerste
en ook voor de laatste keer deze trip kom ik niet als laatste over een
col en cötes die niet van de poes zijn, al zeg ik het zelf. Op het einde
van de rit eist de vermoeidheid toch zijn tol en donder ik van
uitputting letterlijk en figuurlijk van mijn carbon ros. Maar toch, mijn
dag kan niet meer stuk.
Col du Minier, 15 km redelijk oplopend, coëf. 5, is de aanloop naar
de door Tim Krabbé voor eeuwig beroemd geschreven Mont Aigoual
(verplichte sportlectuur "de Fietser").
(Noot: Koen bedoelt vermoedelijk "De Renner" 1978, uitgegeven bij Bert Bakker)
Niet te verwonderen ook dat ik in het dicht gemiste cafetaria van het
observatorium een gesprekje met een Nederlandse Quick Step renner (Mark
Lotz?) aanknoop die mij op de top van de Minier voorbij scheurde.
Verder gaat het door een ruig landschap met vrij slechte wegen langs
o.a. de "Corniche van de Cevennes", een mooie smalle slingerweg over de
flanken van de Col de Solpérière en de Col des Faisses richting Barre
waar ook de regen weer acte de présence geeft en het water met bakken
uit de hemel gutst.
In de regen op luttele klms van de camping begeeft mijn door steentjes
geperforeerde achterband het. De eerste lekke band na circa 3600
kilometer, geen herstelling mogelijk wegens geen reserveband. Duim
omhoog en minuten later zit ik tussen een bereidwillige Franse familie,
doornat en een ammoniak zweetlucht afscheidend om U tegen te zeggen met
de gedemonteerde fiets in de achterbak, richting camping, waar ook die
mensen hun stek hebben. Van toeval gesproken.
Dirk heeft andermaal, deze keer in een afdaling een schuiver gemaakt.
Hij geeft geen krimp alhoewel het er pijnlijke schaafwonden uit zien.
Respect.
Onder een stralende zon breekt de laatste dag aan, vanavond gaan we weer de bus op, richting home. Voor Cees Bakker is dit het orgelpunt van zijn HCT, knap wat deze man op zijn 67ste nog presteert, een voorbeeld voor velen. Traditioneel rijdt hij ook de laatste dag met de HCT wielertrui. Ze zit hem als gegoten en terecht fier poseert hij dan ook voor de obligate laatste groepsfoto.
Halverwege genieten wij nog van een heerlijk dagmenu, betaald van het
overschot van ons budget gezeten onder platanen op een typisch Frans
terras.
Gemend door Els en Peter gaat het gezamenlijk richting Avignon, waar wij
na een fiks tempo rond vier uur arriveren. De rode loper is al
uitgerold en Cees wordt hartelijk gefëteerd. Flesjes Kronebourg gaan
vlot van de hand en de sfeer is er één van moe en tevreden.
Na een blitzbezoek aan de pausenstad, waar ik op het grote theaterplein
zowaar mijn schoonzuster Greet en haar vriend Wim tegen het lijf loop
gaan we na nog een deugddoend pousse-café bezoekje aan een ander
cycletourscampement de bus op. Direction Pays-Bas, waar we voorspoedig
's woendags rond 14 u arriveren.
Begin oktober nog even terug naar Frankrijk met mijn echtgenote voor het
traject Brioude- Roufillac, 11cötes en 4 cols, en mijn naam kan in het
HCT register.
Als nr. 280 zal ik in het register geboekt worden en dit als laatste HCT
volbrenger tot zeker april-mei 2008, genieten!!!!
Vier jaar, 159 cötes en cols, ruim 4.114 kilometer fietsen hebben mij een beter fietser en beter mens gemaakt. Veel toffe, sportieve mensen leren kennen. Bedankt meneer Bijma en pioniers van de Honderd Colstocht.
Vive le vélo, Vive la France.
Onze lieve begeleiders van cycletours hadden zich de moeite getroost om
voor ieder van ons een uniek postkaartje te schrijven waarvan ik U deze
uittreksels niet wil onthouden. Nogmaals bedankt Annelies en Stefan;
"Koen, wat een prestatie! Ik hoop dat je de overgebleven km's van de
tocht een keer op je gemakje nog kunt fietsen. Liefs van Annelies"
"Koen, fantastisch dat je zover bent gekomen. Ondanks tegenslag en
materiaalpech bleef je op eigen tempo doorbenen. Karakter! Ik respecteer
je enorme doorzettingsvermogen. Goed gedaan. Stefan."
7, 8, 9 en 10 oktober 2007
Gesterkt door mijn zomerse Pyreneeën avonturen vertrok ik met mijn ega in onze camionette (busje) richting Brioude. Zondag, de ideale dag om de snelweg in Frankrijk te berijden wegens het rijverbod voor het vrachtverkeer aldaar. Rond 18 uur bereikten we de via internet geboekte chambre d'hôtes in een gerestaureerde pastorij. Schilderachtig, charmant en uitstekende uitvalsbasis voor wat komen gaat. Die avond genoten van onze eerste dag van een weekje uit en een uitstekende Franse menu in een idyllisch kader, volgend jaar, 2008 trouwens aankomstplaats van een tourrit.
Met van ongeduld pulserende benen trek ik mij na een micro-ontbijt op gang, in de post een datumstempeltje opgehaald en dan alras de heuvels in van het departement der uitgedoofde vulkanen. Op en over bultjes, de naam heuvel amper waardig, vliegen de kms onder de wielen door. Middagstop in Rezentieres voor een plat du jour, typisch Frans hadden we verwacht, Kangeroebrokjes daarentegen lijken ons toch geen inheems voer. Nou, op dat gebied kan het alleen maar beter. Onder een milde najaarstemperatuur verder maar richting hemel en top van de Puy Marie, typische landmarks passerend zoals daar zijn; uitgeleefde dorpjes en kerken, een vervallen Tempeliers-uitspanning, een hond sleurend aan een oversized bot, een vuilnisbelt met rond cirkelende gieren en een minimum aan verkeer. Mooi. In de vroege namiddag aan de voet van de Puy overleg met mijn liefste in Dienne, hier overnachten of aan de overkant van die bult. Mijn superbenen laten ons geen keuze, meepakken die puist. Halfweg de beklimming even gestopt bij D. voor uitzicht en klapje. "Schat, wat betekenen die uitroeptekens eigenlijk op dat routeblad." "Ach, een folietje van de Jan, staat er zo maar op" Een bocht verder naar rechts hoor ik de camionette in eerste versnelling gieren, claxon paniekerig loeien en een muur die mij opwacht. Ah, ja, dat wou dat uitroepteken weer zeggen. Steil, kom nou, niets kan mij deren en op een wip ben ik boven. Fris, een warme chocomelk verdrijft de kilte in mijn lijf. Een fluovestje omgordt en daar ik suis ik naar beneden, waar ik een kwartier later mijn vrouwtje terug zie. Einde van de dag, In Mandailles en St.Julien-de-Jordannes is er geen plaats in de herberg voor ons, wegens gesloten, enige klms verder aan de oevers van het Lac des Graves vinden we onderkomen in een schitterend bungalowpark met daaraan verbonden een heerlijk restaurant. La vie belle, quoi.
Jan had gelijk, het zou zonde zijn dit deel van het traject niet af te leggen, slingerend langs de flanken van een in herfstkleuren getooide vallei gaat het richting Jussac, waar we elkaar mislopen maar even verder in St.Etienne-Cantales genieten we van een overheerlijke plat du jour in een hotel-restaurant met uitzicht over een recreatiemeer in het gezelschap van Franse collega electriciteitswerkers. Leuk en lekker. Gevuld en overgoten door een halve liter huiswijn gaat het fietsen toch ietsje slingerend en boerend verder. In St Cere wordt voet aan de grond gezet voor die dag. Een chambre d'hôte gevonden bij lieve mensen, die avond ook genoten van een copieuze maaltijd bij een voormalig wielrenner, Philippe Louviot, gewezen ploegmaat van Laurent Jalabert en ex-kampioen van Frankrijk 1990 waarvan de overwinningstrui de restaurantmuur siert. Lekker gegeten en leuk gesprek, tof, mooie afsluiting van de HCT.
De avond eindigt echter bedrukt en in mineur als we bij een krantenstalletje een Vlaamse krant treffen met daarin het relaas van een gezinsdrama in ons eigenste Kieldrecht, moeder vermoordt zichzelf en haar zoontje. Kiekenvlees als je ook de personen in kwestie kent.
De hemel weent en de laatste vijftig kilometers gaan onder de wielen in honds weer enkel opgefleurd door een oud boertje die vanuit zijn keukenvenster zijn ezels te eten geeft. Inderdaad geen weer om een hond door te jagen. Rocamadour en zijn rotswoningen zijn in een genevelde sluier verhuld maar toch indrukwekkende ruwheid en mooie vallei. Rond het middaguur in Payrac waar ik deze zomer reeds gepasseerd was zet ik een punt achter een tocht die ik ruim vier jaar geleden aanvatte en mij een onbekend Frankrijk deden ontdekken. Onbekend en wondermooi, de bekendste en beruchtste cols en beklimmingen staan nu op mijn palmares, by way of speaking. Bij leven en welzijn streef ik ernaar de HCT een tweede maal te beleven, maar daar zullen nog wel enkele jaren overgaan eer het zover is. Eerst nog de klassiekers van Le Champion afwerken, de Dolomieten attaqueren en…en… en…..
Inmiddels heb ik mijn plaats veroverd op de erelisting, voor eeuwig en altijd ben ik nr 280, tot mijn verbazing zijn nrs 278 en 279 een koppel fietsers uit St. Niklaas, een stadje op zo'n vijftien klms van mijn deur, zo wordt ik niet de zelf verwachte elfde Vlaamse finisher maar de de dertiende. Ach, who cares, belangrijkste is : de taak is volbracht.
Groeten aan de lezers dezes en evt opmerkingen of vragen koen.meyntjens@pandora.be
Fiets ze , doei en tot hier of daar on the road. Take care en behouden vaart.