(door Debby Schotte en Dick Reenders, 2006)
Krantenknipsel uit 1991 (met oude logo) toen er nog maar 45 deelnemers waren geregistreerd in het register.
Hallo fietsliefhebbers,
Hier het verslag van onze 100-colstocht 2006:
Op 2 mei 2006 stappen we op de fiets vanuit Rotterdam om eindelijk aan de 100 colstocht te beginnen. Dick heeft namelijk al sinds 1991 een krantenartikel in zijn bezit en hij heeft het ieder jaar over deze tocht. Tot voor kort was ik niet te overtuigen om mee te gaan, maar het is dan toch eindelijk zover. De north sea cycle route (www.northsea-cycle.com) heb ik ook gehaald dus dit moet ook lukken. Gewapend met een nieuwe fiets (Herwerden Roadmaster 26 inch, met tandem achtervelg) en zo min mogelijk bagage beginnen we niet goed getraind en veel te dik aan deze tocht. De eerste dag valt al gelijk tegen. Het waait hard. Ik rij een tunneltje in met mijn zonnebril op en bots met mijn schouder tegen de muur en de eerste camping is drie keer niks. De tweede dag rijden we België in. We volgen een stuk van de groene route die we al eens eerder hebben gefietst richting Geneve. De route is heel erg mooi. Veel door bos en ook al de eerste herten gezien. De bidons kunnen we gewoon bij de buitenkranen van alle cafés vullen. Kom daar maar eens om in Nederland. De Ardennen vallen mij tegen. Veel korte steile klimmetjes en geen tijd om te herstellen. De van te voren bedachte etappes halveren we als dat kan. De campings op de route zijn alleen niet allemaal al open. Sommigen bestaan ook helemaal niet meer. Als er op een terrein een kraan is waar ook nog water uitkomt, dan gaan we er toch maar staan. We komen niet echt veel door grote plaatsen dus eten kopen moet ook doordacht gebeuren. Zonder eten fietsen we geen meter. Ook moeten we zorgen dat we af en toe een tankstation tegenkomen om te tanken voor onze benzinebrander. De hydraulische oliedrukremmen worden al gauw op de proef gesteld in een afdaling van 17%. De hoogst gemeten snelheid is 78 kilometer per uur. Ook hebben we een paar keer een wegomlegging. Traditiegetrouw negeren we die. Meestal kan je namelijk op de fiets gewoon door tenzij er net heet asfalt ligt. Dat is ons één keer overkomen gedurende de reis en toen was er een stoere wegwerker die mijn fiets wel even een stukje tilde. Dat viel hem even tegen (fiets 16 kilo bagage 15 kilo) maar dat kon hij natuurlijk niet aan zijn collega’s laten merken. In Saverne in de Vogezen begint de tocht echt. Vanaf hier hebben we 4.029 kilometer, 106 cols en 67 côtes voor de boeg. Het totale hoogteverschil is ruim 64 kilometer.
Tijd voor koffie!
Op strategische plaatsen en cols moeten we stempelen om later te kunnen bewijzen dat je ook daadwerkelijk daar gefietst hebt. Van te voren vond ik dat stempelen maar een kinderachtig gedoe maar gaandeweg word ik er fanatiek in. Zelfs als je op een col geen stempel hoeft te halen, proberen wij dat toch. Fietsers zijn inderdaad een beetje gek. We beginnen de eerste dag van de officiële route al met een klim van 23 kilometer. Het valt mij zwaar tegen. Ik betwijfel nu al of we genoeg tijd hebben om de hele tocht uit te fietsen en of ik het tegen die tijd ook nog leuk vind om te fietsen. We doorkruisen Frankrijk dwars door het Centraal Massief richting de Baskische Pyreneeën. De eerste de beste echte hoge col, de Puy Marie, blijkt gesloten! We kijken elkaar aan en besluiten toch maar aan de 17 kilometer lange klim te beginnen. Uiteindelijk blijkt de col afgesloten voor auto’s omdat er stenen en sneeuw op de weg liggen. Op de fiets was het zigzaggen maar verder geen probleem.
Op weg naar de top van de Puy Marie
Sneeuw op wegdek.
De route gaat over zo veel mogelijk kleine weggetjes en komt door kleine dorpjes. Dat heeft wel tot gevolg dat we heel weinig marktjes tegenkomen. We zien Frankrijk zoals we dat nog nooit hebben gezien. Bijna iedere dag een ander soort landschap. Zo vroeg in het seizoen is er ook erg weinig verkeer. Wel veel stuifmeel. We zitten onder de gele prut. Een paar dagen hebben we echt slecht weer. Mijn nieuwe fietsschoenen blijken niet handig want die blijven drie dagen nat. We zien er zo verzopen uit dat we zelfs een keer in de televisiekamer mogen slapen. Ook staat er een paar keer ‘s ochtends ijs op de tent. Na een aantal dagen zonder meetellende cols komen we in de Baskische Pyreneeën aan. Ontzettend woest en niet toeristisch maar wel ontzettend steil. Gelijk in de eerste kilometers al een gemiddeld stijgingspercentage van 11,5%. In dit deel van de Pyreneeën staat bij iedere kilometer met een bordje aangegeven wat het gemiddelde stijgingspercentage is. Dan weet je als fietser wat je te wachten staat. Bovenop de col staat dan weer een bord met de felicitaties voor de gehaalde beklimming. Toch aardig.
Het is nu ook erg warm. We blijven drinken. De overwegend franse automobilisten rijden erg voorzichtig en enthousiast voorbij. Ook veel spaanse wielrenners die, in de beklimming waarin ik meestal geen pap meer kan zeggen, even gezellig met je willen praten. Wel erg aardige mensen. Als ik even stilsta om te drinken wordt Dick gewaarschuwd: chica, chica. Heb je net dat frans weer een beetje onder de knie, moet je weer spaans praten. Op de top worden we met veel applaus ontvangen. Te gênant voor woorden, maar wel erg aardig. We zijn zelfs een keer door wildvreemden op de foto gezet als souvenir. Dick wil van iedere col met een naambordje en een hoogteaanduiding een foto als bewijs. Iedere foto is weer een strijd want dat geposeer voor een bordje vind ik helemaal niet leuk. De weinige vakantiefietsers die we tegenkomen zijn allemaal op weg naar Santiago de Compostella. Daar moet het wel ontzettend druk zijn. In de Pyreneeën komen we niet één van de vijf beren tegen die daar losgelaten zijn. Wel horen we een keer in een afgelegen stuk een soort wolvengehuil. Het klinkt spannend maar we fietsen toch maar door. Bij de Marie-Blanque wordt het drukker met profwielrenners. Oefenen voor de tour waarschijnlijk. Ze gaan wel hard die gasten.
Extra proviand ingeslagen voor de Marie-Blanque. Moet dit echt allemaal mee de berg op??
Een berg zoals de Tourmalet is voor mij een dagproject. Ik begin nu toch ook wel een beetje moe te worden. Na een zware berg doe ik een volgende dag dan ook rustig aan. Een echte rustdag nemen we niet. De campings zijn daar niet naar en ik ga dan toch een hele dag wandelen. Dan kan je net zo goed een stuk verder fietsen. Het onderweg zijn vinden we ook het leukste van een vakantie. Het wordt steeds heter. We moeten zelfs extra water meenemen. Ook zijn er nu een paar erg steile cols met stukken van 16, 17 en 18%.
Op een foto lijkt 17% absoluut niet steil!
Als Dick daar boven komt, dan moet hij zijn shirt uitwringen. Andere fietsers kijken met verbazing naar de zoutvlekken in onze kleren. Er is niet tegenop te drinken. We doen ook maar veel zout in het eten. Een paar keer voel ik zelfs dat ik te weinig heb gedronken. Je krijgt dan een beetje kippenvel bij 40 graden en het lijkt of er iemand met spelden in je hoofd zit te prikken.
Na de Pyreneeën rijden we door kleine dorpjes en mooie smalle weggetjes. De op papier vlakker lijkende etappes zijn niet echt vlak. Ook de côtes zijn af en toe flink steil. Omdat ze wat korter zijn, worden ze niet altijd aangeduid met een index. Soms staat er wel een bord bij met de tekst “route difficile et dangereux”. Dat heeft dan te maken met wegversmallingen en de steilte en geldt voornamelijk voor autoverkeer. Eigenlijk is het iedere dag zwaar fietsen. We proberen altijd aan het eind van de dag zo dicht mogelijk voor een grote col te eindigen. Dan hebben we het zwaarste gedeelte in de ochtend. Wij starten meestal pas om een uur of 9 na een fatsoenlijk ontbijt. We komen twee keer mensen tegen die de tweede helft van de 100-cols tocht doen.
Zij zitten om 6 uur al op de fiets en hebben geen tijd voor foto’s of koffie. Wij zijn op vakantie en genieten zoveel mogelijk van de omgeving. Veel beesten zien we niet: herten, slangen, roofvogels, bergmarmotten, eekhoorns, salamanders, een kameleon (?) en verschillende rare insecten.
In de Cevennen is het drukker met franse wandeltoeristen. We komen na een lange zware dag met twee gesloten campings terecht op een camping met huisjes en een eetzaal. Het ruikt er heerlijk en we vragen of we mee kunnen eten met een groep wandelaars. Dat kan. Een oude mevrouw staat te koken. Het wordt een heleboel gangen menu en alles is zelfgemaakt en heerlijk. De wandelaars eten niet zo veel. Wij eten alles op wat overblijft nadat iedereen is uitgegeten. De mensen vallen haast van hun stoel af van verbazing over wat wij allemaal naar binnen werken. Fietsen maakt hongerig. We eten inderdaad als bootwerkers, maar we vallen ook nog steeds af. Ook moeten we stapelen voor de Mont Ventoux die nu in beeld komt. Dat is de zwaarste berg die we tegen gaan komen. Ik droom er niet over, maar ik begin wel een beetje zenuwachtig te worden. Het blijkt een hele drukke berg te zijn met fietsers en het is inderdaad zwaar fietsen, maar ik kom wel boven.
Drukte op de top met al die geparkeerde fietsen.
De laatste kilometers heb ik zelfs nog een gesprek kunnen voeren met iemand die deel uitmaakte van een wielergroep uit Ameide. Dick krijgt wel last van zijn nek door het omkijken waar ik blijf. Daar pest hij me al de hele vakantie mee. Had hij maar alleen moeten gaan! Hij heeft nu het idee opgevat om de tocht ook nog een keer de andere kant op te rijden. Misschien moet ik toch maar eens door gaan fietsen voordat hij nog vreemdere ideeën krijgt in de tijd dat hij op mij staat te wachten. We hebben trouwens geluk dat we de Mont Ventoux op kunnen. Een paar dagen geleden is een groot wielerevenement afgelast omdat het ineens begon te stormen en te sneeuwen. Iedereen moest verplicht zijn fiets laten staan en alle auto’s moesten fietsers mee naar beneden nemen.
Op weg naar de top van de top van de Iseran.
Zo langzamerhand komen we in de buurt van de Alpen. Veel mooie gorges. We moeten een klein stukje grote weg pakken en daar treffen we dan eindelijk het eerste fruitstalletje aan met de lekkere perziken en nectarines waar we ons zo op hadden verheugd. Ze staan dus gewoon langs de grote weg en die nemen wij haast niet. De Alpen zijn makkelijker te fietsen dan de Pyreneeën omdat ze wat geleidelijker stijgen. De laatste kilometers zijn vaak het zwaarst.
Op weg naar de top van de Galibier.
Wel zitten we af en toe behoorlijk hoog. De col de la Bonnette blijkt met 2.802 meter de hoogste pas van Europa te zijn. Boven de 2.000 meter voel ik goed dat ik minder zuurstof uit de lucht haal. Het is wel schitterend.
Zeker de wat onbekendere cols. Op de bekendere stukken veel motorrijders waarvan sommigen levensmoe zijn. Het wordt nu drukker met Nederlandse toeristen in veel te grote campers waar ze niet mee kunnen rijden. Af en toe flink uitkijken dat we niet van de weg worden gedrukt. Soms gaan we uit voorzorg bij gevaarlijke bochten gewoon maar midden op de weg rijden. We rijden vlak langs de italiaanse en zwitserse grens. Prachtige uitzichten op sneeuwtoppen met als hoogtepunt de Mont Blanc. Gletsjers en prachtige sterrenhemels te zien.
Idee voor de volgende fiets: de bolletjestrui fiets.
We komen door dorpjes waar de tour ook langs gaat komen, maar waar ze nog veel aan de weg moeten doen. Het wegdek is vaak heel slecht met veel diepe gaten. Vooral in de afdalingen is het opletten geblazen. Gelukkig houden de fietsen het goed. Zelfs geen lekke banden.
Tijdens de beklimming van de Grand Colombier blijkt volgens Dick dat ik me al die tijd aan heb zitten stellen met mijn drink- en rustpauzes. Ik fiets namelijk in een keer naar boven nu er bliksemschichten van heel dichtbij te zien zijn en het regent en waait en koud is. Bovenop moeten we bij een herberg een stempel halen. Daar hebben ze gelukkig ook lekkere grote kommen warme chocolademelk met slagroom. Het weer klaart ook weer op.
Van het ene op het andere moment weer zicht op de Grand Colombier.
Na de Jura weer de Vogezen in op weg naar Saverne. In plaats van Dick krijg ik nu last van de “ik ben op de terugweg” blues. Die kortere klimmetjes voel ik ook goed in mijn benen. Je zou denken dat je zo langzamerhand wel gewend raakt aan die bergen, maar het blijft gewoon zwaar fietsen. De route blijft gigantisch mooi tot en met het eindpunt.
We hebben niet genoeg tijd meer voor een terugtocht op de fiets naar huis. In Saverne stappen we dan ook op de trein.