(door Bauke Hoogland, 1993-1995)
Over de grens
Naast het voor de eerste keer deelnemen aan Luik-Bastenaken-Luik, stond dit jaar in het teken van de Honderd Cols Tocht. Het toerfietsen betekende tot voor vier jaar geleden voor mij niet veel meer dan meedoen aan de Elfmerentocht en de Elfstedentocht. In die tussentijd is er echter veel veranderd, nu wordt er zelfs aan tochten over de grens meegedaan; bijv Trondheim-Oslo (1991) en L-B-L, bovendien speelt de fiets een centrale rol in bijna alle vakanties. Na reizen door de Ardennen, Eifel, Rondom Madrid en Vogezen vond ik het de hoogste tijd om iets anders te ondernemen. Als middelmatige klimmer heb ik op de een of andere wijze toch een voorkeur voor het echte klimwerk en de Honderd Cols Tocht leek mij dan ook een rasechte uitdaging. Mijn metgezel Finn Aidt van eerdere vakanties had voor de zomer van 1993 andere plannen en vindt na het horen van mijn bevindingen e.e.a. wat te hoog gegrepen, zodat ik tot op heden alleen fietsmaat Klaas van Dijk enthousiast heb kunnen krijgen voor deze monsterklus.
De Honderd Cols Tocht is een traject van 4000 kilometer kris-kras door Frankrijk heen. In de zomer van 1993 hebben Klaas en ik ruim 1400 kilometer van deze route afgelegd, zodat ons met de Pyreneeen en de Alpen in het vooruitzicht, nog wel wat te wachten staat. De Honderd Cols Tocht is geen kleintje, toch hebben Klaas en ik in 1993 niet echt specifiek getraind. In de toekomst gaan we dat zeker wel doen.... Dit seizoen begon, vanwege een gebroken middenhandsbeentje, pas halverwege de maand mei. Tot eind juni heb ik vervolgens een viertal toertochten gereden, meer zat er qua afstandstraining niet in. De dagelijkse training van 20 kilometer naar het werk op en neer moest zijn vruchten afwerpen. Klaas had wat meer trainingskilometers in de benen, maar als minder getalenteerd klimmer had hij dat ook wel nodig.
Start Honderd Cols Tocht
De start van onze Honderd Cols Tocht op 26 juni verliep niet geheel vlekkeloos. Het was een hele opgave om bij de startplaats Haguenau (nabij Straatsburg) te komen. Klaas en ik wilden met de trein naar land van bestemming, dat was een hele klus, daar wij ook onze rijwielen heelhuids mee wilden nemen. De fiets rechtstreeks naar Frankrijk sturen is af te raden, zodat wij een andere oplossing kiezen. We reizen via Duitsland, maar dat is een verhaal apart. Ons reisschema ziet er als volgt uit; met de trein naar Arnhem, op de fiets naar Emmerich, met het 'boemeltje' naar Oberhausen en dan met intercity naar Karlsruhe en daar de volgende dag op de fiets verder naar Haguenau. Op papier klopt dit schema heel aardig, in de praktijk kost het menig zweetdruppeltje om dezelfde avond nog in Karlsruhe te arriveren.
Ik verzuim een plaatsbewijs voor de fiets te reserveren, zodat Klaas en ik 's middags om twee uur door een niet al te vriendelijke conducteur in Köln gedumpt worden. In Duitsland kunnen er in een intercity maximaal 8 fietsen mee, in ons geval betekent het dat in Köln alle plaatsen bezet waren en wij als 'wilde' rijders moesten wijken. Ik besluit via de informatiebalie iets te regelen voor het vervolg van onze reis, maar het alleraardigste meisje achter de balie kan mij niet verder helpen. Het is razenddruk bij de informatiebalie en ik moeten daarom 'effe wachte' voordat ik aan de beurt ben. Een kleine anderhalf uur later kan ik pas onverrichter zake terug naar Klaas. Wij vrezen dan voor een dag vertraging (fietskaartje reserveren voor de volgende dag), maar gelukkig kunnen wij om half vijf alsnog afreizen naar Karlsruhe.
Wij pakken tegen beter weten de laatste intercity naar het zuiden en kunnen tot onze grote vreugde verder na een betaling van 10 DM boete. De pinnige vrouwelijke conducteur die ons uiteindelijk uit de brand helpt, drijft ons met haar dreigende taal in eerste instantie tot wanhoop. Het blijkt echter een heleboel kouwe drukte, want ze probeert ons alleen maar aan het verstand te peuteren dat het niet-reserveren van kaartje ons een extra geldbedrag van DM 10 gaat kosten. Dat hebben wij er grif voor over, zodat onze reis vervolgd kan worden.
In de trein treffen wij een zeer vermoeide en 'verstrooide' Duitse triatlete uit Saarbrucken, waar wij het goed mee kunnen vinden. Zij vindt ons plan om door Frankrijk te fietsen 'super' terwijl wij bewondering hebben voor haar twee kilometer zwemmen in de Rijn (zij is aan het bijkomen van een halve triatlon). 's Avonds even na negenen arriveren wij in Karlsruhe waar wij vanwege het late tijdstip maar een hotel opzoeken. Eenmaal op de hotelkamer aangekomen vleien we ons op het bed neer en vallen direct in slaap. De volgende ochtend zijn wij naar een voedzaam 'yoghurt met vruchtenbuffet' volkomen reisklaar en kunnen wij op weg naar Frankrijk. Wij kiezen voor een toeristische route naar de grens, dit is heel leuk, maar leidt wel tot vele omzwervingen, omdat Duitsland overduidelijk een fietsland in opkomst is. Uiteindelijk bereiken wij na enig zoeken toch de grens, waar we eerst de inwendige mens eens gaan verzorgen. Tijdens de lunch treffen we nog een Nederlandse racefietser waar we even leuk mee kletsen. De 25 km die ons nog scheiden van Haguenau zijn ronduit saai te noemen. Wel veel bossen, maar de lange rechte weg ernaartoe verveelt snel.
Rond de klok van drieën kunnen we in Haguenau bij de plaatselijke bakker een startstempel halen en kan de reis beginnen. Even buiten het stadje kan ik meteen mijn eerste lekke band noteren, mijn band blijkt niet trottoir bestendig. Het eerste stuk van de honderd cols route is erg mooi, maar zo nu en dan best wel pittig. De zwaarste beklimming van de dag is keurig tot het einde bewaard. De Col de Saverne die op zo'n 50 km vanaf Haguenau ligt, is een aardige kuitenbijter, maar stelt volgens onze eigen zwaarteschaal van Richter weinig voor. Deze schaal geeft de zwaarte van alle 120 hellingen aan (cols en côtes). De Col de Saverne komt slechts op de 110e plaats zodat we meteen weten waar we aan toe zijn.
Saverne
Eenmaal op de top komt Saverne snel in zicht en daar zoeken wij snel de plaatselijke camping op. Bij het opzetten van onze tent komen we er achter dat de bijbehorende voorluifel niet erg praktisch is. De fietsen kunnen we er nl. met geen mogelijkheid doorheen krijgen. Derhalve hebben wij het gebruik van de luifel meteen maar afgeschaft.. Het blijft mij een groot raadsel waarom ik de bijbehorende (tamelijk zware) tentstokken tot aan Zuid-Frankrijk meegesjouwd heb.
Ik zal ze geen enkele keer tijdens een fietsvakantie gebruiken, misschien heb ik ze als extra krachttraining toch maar bewaard. Zo komen wij later in de vakantie er wel vaker achter dat bepaalde zaken niet zo handig zijn. Al doende leert men. Zeker is wel dat bij een volgende trip de uitrusting er heel anders uit zal zien.
Mijn vegetarische vriend en ik zoeken 's avonds een pizzeria op, het Italiaanse krachtvoer valt er goed in, al is het wel pijnlijk dat de alleraardigste serveerster ons 'lazy boys' noemde. Haar Engels bleek echter niet zo goed, lazy had tired moeten zijn, de avond was er niet minder gezellig om.
Maandag 28 juni is de eerste volledige fietsdag. Rond half tien zitten wij op de fiets klaar voor o.a. de Col du Donon een klim van een kleine 20 kilometer. De aanloop richting Donon is vrij pittig en wij besluiten dan ook voor de echte klim in Abreschviller te lunchen. Na de lunch kan het echte werk beginnen. De Col du Donon is wel erg lang maar niet erg steil en hij gaat ons dan ook goed af. De Col de Valsberg (eerder op de dag) kost ons meer moeite, maar die vrij korte klim is dan ook veel steiler (Col du Donon 4% klim tot 750 m hoogte, Col du Valsberg 7% klim tot 450 m hoogte. Het fietst vandaag vrij gemakkelijk en we maken dan ook maar een beste ruk. Als we 's avonds tegen achten in Bruyeres een camping opzoeken hebben we een kleine 140 km in de benen. De afgelegde afstand valt ons met de zware bepakking niet tegen.
De volgende ochtend zitten we na een stevig ontbijt op het dorpspleintje tegen tienen op de fiets en we zijn van plan weer een best wat kilometers te maken. De route valt vandaag weer niet tegen en we leggen weer zo'n 140 km af, waarmee we tevens de Vogezen achter ons laten. De Vogezen is een mooie wielerstreek met fraaie hellingen van 400 m tot 1400 m hoogte. Het is niet bijzonder zwaar terrein en het uitzicht + natuurschoon is fantastisch. Met het verlaten van de Vogezen komen we automatisch in de Bourgogne aan, deze wijnstreek is niet extreem zwaar, de meeste hellingen komen amper boven de 600 m uit, maar soms kunnen de korte hellingen venijnig uit de hoek komen. In Champlitte worden wij aan het einde van de dag met twee zaken geconfronteerd die ons de rest van de vakantie nog regelmatig parten zullen spelen. De grond van de camping blijkt bikkelhard te zijn, iets waar mijn tentharingen niet echt tegen opgewassen zijn en ' s ochtends worden wij wakker van de vallende regen. Het ziet er naar uit dat wij tegen elven het meeste leed achter ons hebben en we wagen het er maar op. Dit zal ons later op de dag nog fors opbreken.
Lekke band
Deze dag hebben wij met veel regen te kampen en ook met dramatisch slechte wegen, hetgeen in mijn tweede (en gelukkig ook laatste) lekke band resulteerde. Na binnenband en tevens versleten buitenband gedumpt te hebben, kunnen we de reis weer vervolgen. Mijn buitenbandje wat ik meegenomen heb, doet dus snel dienst. Na een uitgebreide lunch in St Seine-l'Abbaye besluiten wij door te kachelen tot Beaune.
Het laatste deel van deze route zullen wij niet snel vergeten. De regenval 's ochtends blijkt geen incident te zijn, het valt 's middags dan ook met bakken uit de hemel. Daar de route vanaf Pont de Pany (40 km voor Beaune) vrij bergachtig is, komt de stad Beaune niet snel in ons zicht. Op een gegeven moment leidt de stortregen tot een vrijwel hopeloze situatie. Finaal doorweekt raken wij letterlijk het spoor bijster. De watermassa ontneemt ons het zicht op het wegdek en een valpartij zal verschrikkelijke consequenties hebben. De weg, doorspekt met stenen, lijkt wel een modderpoel en een schuiver zal naast eventueel letsel in ieder geval een grondig bezoek aan de wasserette opleveren. Tegen de klok van zessen wordt het de hoogste tijd voor een 'opkikkertje' en een dak boven ons hoofd. Het eerste Chambre d'hote waar we langs fietsen is tjokvol en bij het tweede adres is een bus Scandinaviers ons net te snel af. De koffie valt er het laatste adres prima in, maar we moeten dus wel doorfietsen. Na nog een paar keer schuilen, kunnen we toch 'full speed' naar Beaune. Vlak voor Beaune staat er nog een aardig hellinkje op het programma. Ik ben dermate gefrustreerd door de klimatologische omstandigheden, dat ik tot stomme verbazing van metgezel Klaas de laatste helling op het buitenblad trotseer. In Beaune zoeken de heren maar een sjiek hotel (een beste aanslag op het vakantie-budget). Mijn tent die er niet meer uitziet leg ik 's avonds 'netjes' te drogen in de badkamer. Wel wat een genant gezicht, maar het is effectief. Tegen middernacht kunnen wij bij de plaatselijke Italiaan nog even de broodnodige koolhydraten naar binnen werken.
Frustraties
De volgende dag is de 'zwarte dag' van ons onze vakantie. De onderlinge verstandhouding is verre van optimaal en de navigatiekunsten van de schrijver dezes zijn deze dag miserabel. Dit leidt naast nodige frustraties over en weer tot een 'omleiding' van 40 km. Het schiet dus niet echt op, de 100 km die we afleggen brengen ons dan ook slechts 60 km dichter bij ons einddoel Hendaye. Vier dagen fietsen tot diep in de avond met te weinig rust en ontspanning onderweg en de te warme hotelkamer van Beaune vergen zijn tol.
Een deel van de problemen hadden we kunnen voorkomen door met zijn beiden een beter 'reisschema' en 'dagindeling' op te stellen. De eerste dagen maken ons duidelijk dat we systematisch te laat op onze fiets zitten, deels door 'uitslapen' en deels door ons lage 'inpaktempo'. Het late vertrekken blijkt verre van optimaal en mijn metgezel moet zich voor een goed vervolg van deze reis wat sneller reisvaardig maken. Elke dag tussen tien en elf uur vertrekken betekent vaak verplicht doorfietsen op het heetst van de dag (als het droog is !!), niet ons beider specialiteit.
De weergoden zijn ons deze dag ook niet gunstig gezind. Het weer is net zo droevig en de route van Beaune naar Mancey is ook niet bijster mooi. De route door fabrieksstad Chalon sur Saone is ronduit verschrikkelijk. 's Avonds maakt onze eerste kennismaking met een Chambre d' hôte echter veel goed. Prima bed en ontbijt en de volgende ochtend hebben we een onderhoudend gesprek met een aardige Vlaamse familie.
Zware beklimmingen
Na vijf dagen fietsen staan ons een paar zware beklimmingen te wachten. Het echte werk kan nu beginnen. Tegen half tien zijn we reisklaar en binden we de strijd aan met de eerste van de zeven pittige hellingen. De dikke 100 km die we afleggen tot Lamure sur Azergues loodsen ons door een mooie bergachtige streek. De ellende van gisteren zijn we snel vergeten. We hebben mooi weer en de meeste hellingen gaan ons zonder extreme inspanningen goed af. Deze dag geeft ons veel vertrouwen voor de komende zwaardere beklimmingen.
Na vandaag hebben we ruim 600 km van de route gefietst en we hebben nog twee weken te gaan om tijdig in Zuid-West Frankrijk te arriveren, waar uiteindelijk de fietsbus richting Nederland weer voor ons klaar staat. De binnen een week afgelegde afstand viel ons mee, maar er waren enkele zaken voor verbetering vatbaar. De al eerder gememoreerde 'dagindeling' moest aangepast worden. Bovendien is mijn dagelijkse 'enthousiasme' over de route van de volgende dag voor mijn metgezel vaak wat teveel van het goede. Iets meer tijd voor de 'verwerking' van de geleverde inspanningen ware hem welkom.
De volgende dag lukt ons nog niet om vroeg te starten en we zitten pas rond twaalf uur op de fiets. Het is dan ook al tegen de avond als wij 90 km verder in ons einddoel Montbrison aankomen. In een optimistische bui, kies ik er voor eerst de lokale pizzabakker op te zoeken. De wachttijden bij onze Italiaan zorgen ervoor dat wij pas heel laat op de camping aankomen. 's Nachts worden wij ook nog eens vergast op een echte disco, iets waar twee vermoeide wielrijders niet echt op liggen te wachten.
Zondagochtend (4 juli) zijn wij door schade en schande wijs geworden vroeg uit de veren en na een bezoekje aan de patisserie gaan wij rond half negen richting Centraal Massief. Onze vroege start is niet zonder reden, na een km of vijftien staat de Col de la Croix de l' Homme Mort op het programma. Zo vroeg op de dag is deze redelijk pittige klim prima te doen en daarom kunnen we tegen elven bovenop de top van ons welverdiende bakje koffie genieten.
Deze dag zijn wij beiden goed op dreef en de meeste hellingen variërend van 800m tot 1200m brengen ons niet echt in de problemen. Na ook de Cote de la Chaise-Dieu (1082m) bedwongen te hebben, kiezen wij gezien het redelijke vroege tijdstip van drie uur nog even door te fietsen naar Brioude. In Brioude aangekomen blijkt de camping niet echt op de route te liggen, maar het is wel een prima plaats om te vertoeven.
De volgende dag hebben we een tamelijk lichte route met als eindbestemming Murat. Langs mooie kleine weggetjes met zo nu en dan een fikse helling arriveren we tegen de klok van drieën in Murat. Dit stadje is zo'n beetje het keerpunt van onze vakantie, vanaf Murat belooft het wat 'vlakker' te worden richting Hendaye en is het meeste 'klimleed' geleden.
's Avonds worden we in een plaatselijk restaurantje op een gigantische hoosbui verrast die pas de volgende ochtend ophoudt en maar liefst 80 mm met zich meebrengt. We denken eerst dat het slechts een buitje is en bestellen nog enkele bakjes koffie + pastiche (Frans anijsdrankje). Het lijkt niet op te houden met regenen en we gaan toch maar in de stromende regen naar onze camping. Geheel doorweekt bereiken wij de camping en daar moeten wij lijdzaam toezien dat het de eerste twaalf uur niet meer zal ophouden met regenen.
In de tent is het door lekkage en knallende donderslagen niet prettig vertoeven en Klaas stelt nog voor om de rest van de nacht in het toiletgebouw door te brengen. Deze barre nacht levert ons de eerste 'verplichte' rustdag op. Onze locatie van de tent bij een rustig 'kabbelend' beekje is met dit noodweer geen handige plaats, een les voor de volgende keer.
Het beekje groeit door de overvloedige regenval uit tot een heuse beek en de watermassa maakt een oorverdovend lawaai als ware het de branding van de zee. Ik krijg nog visioenen van drijvend wakker worden midden op de beek. Dat wordt gelukkig niet bewaarheid, want ik doe 's nachts geen oog dicht en de tent blijft ondanks water onder het grondzeil (tent staat niet waterpas) redelijk op zijn plaats.
Puy Mary
Op deze vochtige camping treffen wij twee sportieve Duitsers (een muziekleraar en een godsdienstleraar) die een rondje Centraal Massief maken. Deze heren genieten echt van hun vakantie en hun fietstempo ligt dan ook iets lager dan het onze. Dit zal de volgende dag blijken tijdens de beklimming van de Puy Mary ook goed blijken. Onze oosterburen beginnen drie kwartier eerder aan de aanloop van de Puy Mary (1575 m, maar na een twintigtal kilometer halen wij de heren al weer bij. Na een gezamenlijk bakje koffie is het ieder voor zich naar boven. Het eerste deel van de 10 km lange beklimming stelt niet veel voor, maar twee kilometer voor de top gaat de weg als het ware loodrecht omhoog en het laatste stukje met een stijgingspercentage van 15 mag er dan ook wezen. Met onze zware lading is het een heel karwei om de top te bereiken. Op de top kunnen we genieten van het fantastische uitzicht en we doen ons tegoed aan overheerlijke pannekoekjes (crêpes) in het gezellige restaurantje. We kopen nog enkele souvenirs en maken ons startklaar voor de afdaling. Ondertussen zijn ook onze Duitse vrienden een uurtje na ons boven gekomen en kunnen we mekaar echt uitzwaaien.
De afdaling van de Puy Mary is voor een onvergetelijke, de verraderlijke zijwind en de verschrikkelijk scherpe bochten, nopen mij ertoe 'stapvoets' naar beneden te gaan. Deze linke afdaling is niets voor mij en Klaas is dan ook ruim voor mij beneden.
Na de Puy Mary komen wij een tijd lang geen bult van betekenis meer tegen en wij schieten dan ook lekker op. Tegen vijven arriveren wij in Laroquebrou. Vanwege de tropische hitte van die dag besluiten wij daar te blijven. Dit dorpje heeft een prima camping, maar helaas geen restaurant wat open is. Daarom stillen wij ' s avonds onze honger maar aan de stamtafel. Klaas kan het prima vinden met een 'plaatselijke schone', zodat het een gezellige avond wordt. Het Franse bier smaakte opperbest en het is dan ook al na twaalven als wij onze tent weer opzoeken.
Het avondje stappen breekt ons de volgende ochtend al snel op, want na 10 km zit er een forse helling in het parcours, vooral Klaas is niet vooruit te branden. Het is zonnig en warm, zodat we er maar een 'wandeletappe' van maken. In Rocamadour is het nog een hele klus een geschikte camping te vinden. Op de rotsachtige ondergrond schieten mijn tentharingen schromelijk te kort. Op de iets buiten het dorp gelegen camping a la ferme krijgen we met enkele ferme mokerslagen ons tentharingen toch in de grond. Op deze camping treffen we veel mede-fietsers o.a. een Nederlands stel op de tandem. 's Avonds worden er dan ook veel reisverhalen uitgewisseld.
Met het bereiken van Rocamadour hebben Klaas en ik zo'n 1060 km van de route erop zitten en het begint er dan ook behoorlijk op te lijken. De laatste week wordt volgens mijn prognoses aanzienlijk minder zwaar en wij zijn dan ook content met onze wielerverrichtingen tot dan toe. Mijn voorspellingen over de 'vlakke' wegen in Zuid-Frankrijk (Gascoigne) komen echter totaal niet uit, want de korte venijnige klimmetjes vallen vooral mij veel zwaarder dan de gelijkmatige lange beklimmingen in het Centraal Massif.
Vrijdag 9 juli fietsen wij de route van Rocamadour naar Tournon d' Agenais volgens een nieuw schema.
's Morgens vroeg beginnen, 's middags een paar uurtjes siësta en dan op de namiddag nog een stukje doorfietsen. Dankzij deze methode hebben wij weinig last van de zo nu en dan tropische hitte en bovendien hebben wij de 'warmtepauzes' conditioneel meer dan nodig. Onderweg krijgen we zo in de verscheidene pittoreske Franse plaatsjes toch nog het echte vakantiegevoel.
In Fumel treffen wij in een cafe nog een alleraardigste Fransman, die naar eigen zeggen een verdienstelijk toerrijder was. Zijn verhalen zijn wat aan de sterke kant, maar hij weet inderdaad wel een fraaie camping voor ons. In Tournon 'd Agenas is inderdaad een mooie camping, waar wij onze tent op het hoog gelegen gedeelte opzetten.
Deze keer hebben wij zeker een vooruitziende blik, want 's avonds en 's nachts hebben wij profijt van onze 'hoge' locatie. Terwijl wij ons nog te goed doen aan een Frans 4-gangenmenu in het campingrestaurant komt er weer een gigantisch noodweer opzetten. Na even eerder nog bijna in de Franse 'jambon' gestikt te zijn, zoeken we hals over kop onze tent op om onze spullen in veiligheid te brengen. In het dal richt de 'orage' de meeste schade aan, zodat wij niet te klagen hebben. Deze camping was een kleine week eerder toen wij in Murat zaten, door het leger ontruimd omdat de weergoden behoorlijk te keer waren gegaan.
In Murat was gebleken dat mijn tent niet geheel waterdicht was en we treffen deze nacht dan ook de nodige voorzorgmaatregelen. Wij verpakken al onze spullen waaronder slaapzak zoveel mogelijk in plastic om zodoende nog wat droge spullen voor de rest van onze vakantie over te houden. Het betekent wel dat we nu slechts onder wat fietskleding en handdoeken slapen, waardoor wij razendsnel afkoelen en ik kamp de volgende ochtend dan ook met gigantische spierpijn.
Verkouden
Zo stijf als een plank en behoorlijk verkouden fietsen wij richting Agen. Mijn conditie is vandaag miserabel en veel kilometers zitten er wat mij betreft niet in. Klaas heeft aanzienlijk minder last van de kou, maar we kiezen er toch voor na 60 km een goedkoop hotelletje op te zoeken. Deze toch vrij lastige dag fietsen wij grotendeels in de stromende regen, zodat we in Agen snel een droog onderkomen zoeken. Het familiehotelletje waar wij verblijven wordt volop verbouwd, maar we hebben er een prima adresje.
De volgende dag zit het weer wederom niet mee en ziet er al snel bijzonder dreigend uit. Onze tamelijk vroege start, rond de klok van negenen, zorgt ervoor dat tegen twaalven in Vic-Fezensac aankomen. Een goede plaats om lekker te lunchen en een puike schuilplaats voor de zoveelste hoosbui. Tegen tweeën lijkt het op te houden met regenen en we wagen het er maar op. Even buiten de stad kunnen we snel onderdak zoeken, daar het stevig begint te plenzen. Behalve regenachtig wordt de route deze dag steeds heuvelachtiger en op een van de vele hellinkjes moet ik zelfs terugschakelen naar mijn kleinste blad. Het triple-blad van mijn Giant Expedtion heb ik tot dusver niet hoeven te gebruiken, maar op het ene korte klimmetje nabij Belmont (220 m) is het een uitkomst.
Ons doel van vandaag is Maubourguet, maar dat blijkt wat teveel van het goede. Deels doordat de klimmetjes toch hun tol vergen en deels doordat het onophoudelijk blijft regenen. Tijdens een van de vele steile hellingen komt de kerktoren van Marciac in zicht, met de ongenadig hard neervallende regen een mooi richtpunt. Tot onze stomme verbazing lijkt het dorp maar niet dichterbij te komen en pas een half uurtje later en vele beklimmingen rijker komt het torentje weer in zicht. In jazz-stad Marciac gaan we heerlijk aan de warme koffie en willen toch nog op karakter door naar Maubourguet, maar de zoveelste gigantische hoosbui doorkruist onze snode plannen. Marciac beschikt over een low-budget hotel, zodat we voor minder dan vijftig gulden half pension hebben.
De volgende dag willen wij in ieder geval Pau bereiken en de 60 km die ons nog van deze stad scheiden leveren ons geen problemen op. Het is tot onze verbazing na een zeer bewolkt begin een mooie dag en de lange rechte wegen naar Pau zijn zo goed als vlak, zodat wij redelijk fris in de stad onze siësta houden. Pau is een toeristische stad en er wordt om ons heen dan ook volop Nederlands gesproken, derhalve moeten wij ons taalgebruik even kuisen. Vanaf Pau gaan we richting Spaanse grens met als eindbestemming Oloron-Ste.Marie. Het blijft vandaag stralend mooi weer, zodat ik maar voorstel weer eens een camping op te zoeken. Klaas blijkt na ruim twee weken fietsen niet zo'n enthousiast kampeerder meer, maar zetten onze vakantie toch maar in stijl voort.
Oloron
Oloron-Ste.Marie is een heel leuk dorp, fraaie kerk en dito pleintje en op de camping treffen we een stel uit Amersfoort waar het prima mee kunnen vinden. Eerst worden onze tentharingen vakkundig recht geslagen en als onze tent eindelijk staat, kunnen wij bij hun onze dorstige kelen laven met een paar liter bier.
' s Avonds gaan we eerst naar de Italiaan om een hapje te eten, waarna we nog even een kijkje in het dorp nemen. De volgende dag willen wij het rustig aan gaan doen, daarom kunnen we nu wel even gaan stappen. Oloron Ste Marie is met zijn gezellige kroegjes daarvoor een ideale gelegenheid.
's Nachts worden we wreed gestoord in onze nachtrust, daar enkele tenten verderop kennelijk een echtelijke twist uitgevochten wordt. Eerlijkheidshalve moet ik erbij vermelden dat ik er zonder een por van Klaas dwars doorheen geslapen was.
Op onze rustdag stel ik voor zonder bagage de Marie Blanque te beklimmen. We zijn nu zo dichtbij de Pyreneeen, dus lijkt het mij een uitgelezen kans om daar eens nader kennis mee te maken. De top van de Marie Blanque is 24 km vanaf onze camping en dat lijkt ons wel te doen. De bijna 10 km lange beklimming begint heel geleidelijk en ik denk nog bij mijzelf 'is dit alles', maar hoe dichter we bij de top komen des te steiler wordt de klim. Op deze uiteindelijk loodzware klim kom ik mezelf behoorlijk tegen en in moet dan ook terugschakelen naar mijn bergblad om vervolgens in wandeltempo boven te komen. Uitgeput bereik ik de top waar ik een klein kwartiertje op Klaas moet wachten. De afdaling van deze duivels zware klim valt ons beiden vies tegen, omdat het met ups and downs bergafwaarts gaat. Er zitten dan ook geen spectaculaire snelheden voor ons in Helemaal onderaan halen wij in Bielle onze laatste controle-stempel van de vakantie. Bielle ligt op 1442 km van Haguenau en is het verste punt van onze eerste honderd cols vakantie. Tegen de klok van drieën arriveren we weer in Oloron-Ste.Marie.
Vorig jaar hebben Klaas van Dijk en ik een start gemaakt met de honderd cols route. Destijds zijn wij van Haguenau naar Oloron Ste Marie (ruim 1400 km) gereden, zodat we dit jaar onze route aan de voet van de Pyreneeën vervolgden.
OAD-fietsbus
Medio juni is het zover, Klaas en ik vertrekken met de OAD-fietsbus voor een kleine vier weken richting Frankrijk. Ons doel voor deze zomer is het halen van de Alpen, want vlakbij Alp d’Huez staat daar de fietsbus richting Nederland weer voor ons klaar.
Vrijdag 16 juni 1994 fietsen wij naar Leeuwarden, daar pakken wij de trein naar Zwolle, waar de fietsbus richting Dax reeds op ons staat te wachten. Tot onze verbazing is de bus goed bezet, veel mensen maken gebruik van de eerste fietsbus richting Zuidwest Frankrijk. Onze medereizigers kiezen overwegend voor Spanje, zodat wij gedurende onze vakantie niemand getroffen hebben.
De busreis gaat zeer vlot, slechts het traject Zwolle-Breda zorgt voor achterstand op het tijdschema. De volgende ochtend arriveren wij even na achten in Dax, twee uur sneller dan gepland. Het enige minpunt is dat we in tegenstelling tot een jaar eerder ’s nachts geen oog dicht gedaan hebben. Op de camping van Dax is weinig te doen, maar na een paar koppen koffie worden we toch weer een beetje mens. Even na tienen maken we ons dan ook reisvaardig. We hebben nog heel wat kilometers voor de boeg, want we willen onze eerste Franse dag goed meenemen. Het reisdoel van dag 1 is in ieder geval Oloron Ste Marie en dat blijkt al snel geen onmogelijke opgave. Sterker nog, het gaat redelijk voorspoedig en we komen ’s avonds nog in Izeste aan (25 km voorbij Oloron). Het weer valt niet mee, wisselend bewolkt en zo nu en dan een stevige bui, bij een temperatuur van 25 graden.
In Izeste staan wij op een mooie camping bij de Gave d’Ossau (fraai kabbelend riviertje). Vanaf de camping hebben wij een mooi uitzicht op enige imposante bergtoppen die we later van dichtbij zullen aanschouwen. Onderweg hebben enkele Fransen met stomme verbazing mijn ‘kleine’ pedalen gade geslagen. Zij snappen niet hoe ik met mijn SPD-pedalen de cols over kan komen. Na het zien van mijn ‘plaatjes’ onder mijn schoenen wordt het hun een stuk duidelijker.
Col d’Aubisque
Zondag 17 juni begint regenachtig en door materiaalpech (onwillige binnenbanden en fietspomp) komen wij moeizaam op gang. Het is dan ook al bijna half twaalf voordat wij aan de beklimming van de Col d’Aubisque kunnen beginnen.
Deze col is voor ons de eerste echte kennismaking met het hooggebergte. Klaas is eenmaal in Spanje boven de 1800 meter geweest, ikzelf heb naast Spanje nog de Vogezen en het Zwarte Woud in de benen en vorig jaar hebben wij met zijn beiden nog de Puy Marie (1757 meter) getrotseerd.
Klimmen in de Pyreneeën blijkt toch heel iets anders te zijn. De Aubisque is met een lengte van 17 kilometer en ruim 1300 meter hoogteverschil geen kleine jongen. Het weer maakt het er niet makkelijker op, tegen het middaguur houdt het op met regenen, maar het blijft de hele dag vrij fris en de laaghangende mist is een extra handicap. Het zicht is vrij beperkt en we dan ook op het gevoel naar boven. Een kilometerteller doet tijdens zo’n klim wonderen, het is de enige oriëntatie-mogelijkheid.
Lange beklimmingen zijn niet de specialiteit van Klaas en hij heeft het dan ook knap moeilijk. Het stijgingspercentage van de Aubisque ligt tussen de 7 en 10 % met een uitschieter naar 13%. Vijf kilometer onder de top wordt ik door een paar racefietsers ingehaald en dit heeft zijn voordelen want ik heb er een mooi richtpunt bij gekregen. Helaas stoppen zij 3 kilometer onder de top, zodat ik alleen verder naar boven moet. Gelukkig is er nog een wat oudere Fransman die minder hard klimt dan ik, maar iets minder pauzes inlast, zodat we mekaar in de klim wel 3 keer passeren. Anderhalve kilometer onder de top ga ik hem definitief voorbij en hij komt uiteindelijk tien minuten na mij boven.
De aankomst op de top is een kleine ontgoocheling, door de mist ben ik mijn laatste restje oriëntatie-vermogen kwijt en ik heb tot de laatste meters geen flauw benul of ik nu boven ben of niet. Als ik links van mij een vijftal landgenoten hoor praten heb ik het pas door. Deze sportieve toeristen willen pony’s huren, maar een van de dames vindt pony rijden met deze mist veel te link zodat het hele feest niet doorgaat.
Op de Aubisque wacht ik een klein half uur op Klaas, in die tussentijd slaag ik er niet in het gigantische grote restaurant links van mij te ontdekken. Ik heb een paar passen naar links en rechts gedaan en veronderstel dat op de top helemaal niets te vinden is. Klaas doet wat meer moeite, ziet spoedig het kolossale restaurant, zodat we even na tweeën toch stevig kunnen lunchen op de Aubisque. In de vrij lastige afdaling nemen we en passant nog even de Soulor mee.
Tourmalet
De aanloop naar de Tourmalet is vrij vlak en dus kiezen wij ervoor zo ver mogelijk door te fietsen. We slagen goed in onze missie want wij kunnen ’s avonds in St Sauveur aan de voet van de Tourmalet onze tent opzetten.
De Aubisque is slechts een opwarmertje met de Tourmalet, een reuze-col, gaat het klimmen echt beginnen. Even na negenen beginnen wij aan de 18 kilometer lange beklimming. De Tourmalet is echt zwaar en na een uur zwoegen pauzeren we even in Barèges. We hebben slechts 7 kilometer geklommen, maar bij Klaas is het beste er al af, zodat het voor hem geen vrolijke dag wordt. Ik heb wat minder problemen, maar moet wel alles geven om een goede tred te houden. Verderop in de beklimming moet ik vaker op Klaas wachten dan mij lief is, maar dat hoort erbij. Halverwege zie ik een stel van middelbare leeftijd met ATB’s zich omhoog worstelen, een hele prestatie. Twee kilometer onder de top ligt het tweetal compleet uitgeteld aan de kant van de berm, zij wensen mij veel succes voor de hele steile slotkilometers. Tegen half een bereik ik de top en kan opgelucht adem halen. Het is zonnig en warm en dat maakt het een hele klus om de Tourmalet te bedwingen. Het duurt geruime tijd voordat Klaas met de fiets in de hand boven komt.
Het halen van een col boven de 2000 meter is een enorme kick en zo’n klim gaat je niet in de kouwe kleren zitten. Bij mij zelfs letterlijk, want ik heb bovenop de col een nieuw setje wielerkleding aangetrokken. Als het zweet je met liters tegelijk van de rug afloopt is een droog shirt geen luxe.
Het beklimmen van twee Pyreneeën cols maakt mij wel het een en ander duidelijk, mijn prognose van binnen twee uur bij zo’n berg fiets opfietsen blijkt wel erg optimistisch. In twee uur zuivere fietstijd kom ik een heel eind, maar met de vele adem- en drinkpauzes kun je er wel een uur bij optellen en dat valt mij vies tegen.
Op een fiets van bijna 15 kilo met 15 kilo bagage de Pyreneeen bedwingen is een vak apart. Achteraf gezien had vooral Klaas baat gehad bij een extra hoogtestage. Verder vraagt Klaas zich vertwijfeld af, waarom wij zomaar zo zwaar bepakt met de Pyreneeën zijn begonnen. Deze cols zonder bagage bedwingen is al een heel karwei. Voor Klaas is er een schrale troost, afdalen is zijn specialiteit en we suizen dan ook full speed de Tourmalet af.
Na de Tourmalet staat d’Aspin op het programma een col van een heel ander kaliber. De col d’Aspin is een goed te nemen hindernis en we bereiken dan ook probleemloos de top. Ik blijf zelfs een Franse racefietser de baas, goed voor het zelfvertrouwen. Na d’Aspin is de Peyresourde aan de beurt, deze bijna 18 km lange klim is een beetje teveel van het goede, maar wij willen vandaag wel een begin met deze beklimming maken. De Peyresourde is geen lastige col, het stijgingspercentage komt niet boven de 10 uit. We zijn echter niet helemaal fris meer, zodat we halverwege de klim een camping opzoeken. Vandaag 80 kilometer gefietst, toch geen gekke prestatie.
’s Avonds goed gegeten in een echt Frans familie-hotelletje. Vegetarier Klaas laat mij versteld staan, door de boeuf bourguignon in razendsnel tempo naar binnen te werken. Hij hoopt op deze manier wat extra energie op te doen.
De volgende ochtend vertrekken wij even na half acht richting de top van de Peyresourde. Na 3 kilometer stoppen wij een restaurantje voor een lekker petit-dejeuner. In de regionale krant lees ik dat Fries Wiebren Veenstra een ereplaats in de Route du Sud behaald heeft en dat het peloton deze dag op onze route zit. De Portet d’Aspet waar wij ’s middags tegen half vier zullen arriveren zal enkele uren eerder door de profs bedwongen worden.
Na het stevige ontbijt kunnen we er wel weer even tegenaan. De Peyresourde ligt mij wel, want ik kan goed tempo omhoog fietsen. In tegenstelling tot de Aubisque en Tourmalet ben ik nu amper kapot als ik de top passeer. Bovenop de top treffen Klaas en ik twee Françaises die zeer geïnteresseerd in onze belevenissen zijn. Later blijkt dat zij wachten op hun beider echtgenoten die even na ons op de racefiets boven komen. De mannen vinden het een hele prestatie dat wij met bagage deze col gehaald hebben. De dames maken veel foto’s en de twee Friese wielrijders worden zelfs op video vastgelegd.
Col du Mente
Na de beklimming volgt een lekker lange afdaling naar Bagneres de Luchon. Na Luchon volgt een lekker vlak stuk en de behoorlijk harde wind doet ons sterk aan het Friese land denken. De twintig kilometer naar Cierp-Gaud betekent een krap uur fietsen en dat is een tegenvaller. Na het passeren van St.Beat dient de Col de Menté zich al aan. Deze is slechts 7 kilometer lang, maar hij is knap pittig. Het is half een ’s middags bloedheet, geen ideaal tijdstip voor een beklimming. Na 1 km merken we dat het eigenlijk gekkenwerk is, het eerste stuk is echter dermate steil dat we toch maar besluiten door te fietsen. Op karakter fietsen wij naar boven, waar we op het terras van onze welverdiende rust genieten.
De warmte en de cols krijgen ons toch niet kapot want we zijn vastberaden om door te fietsen naar de Portet d’Aspet. Deze col met een stijgingspercentage van 10 staat niet echt in een hoog aanzien, maar hij mag er zeker wezen. Hij begint vrij abrupt na de afdaling van de Menté en het is dan ook een stevige kuitenbijter. De al eerder gememoreerde Route du Sud is hier duidelijk zichtbaar, want overal op het wegdek zijn vooral aanmoedigingen voor Gerard Rue te vinden. Sommige coureurs kunnen in deze ronde nog een plaatsje in de Tour-ploeg afdwingen. Bovendien staat in elke bocht de nog te klimmen afstand op de weg geschilderd. Bovenop de col staat ‘ouf’ op de weg en deze drie letter dekken de lading volledig.
Met het bereiken van de Portet-d’Aspet hebben wij het zwaarste deel van de dag gehad en we fietsen dan ook vlot door naar St Girons. Na een pizzastop gaan we op zoek naar de camping municipal. Deze blijkt niet echt op de route te liggen, zodat we maar een eindje doorfietsen. Dat stukje wordt nog zo’n 30 kilometer waardoor we pas tegen tienen in Massat onze tent op kunnen zetten. Het is ’s avonds wel lekker fietsen door de mooie valleien.
Le Peguère, rampzalig zwaar
De volgende ochtend op naar Le Peguère. Deze col blijkt rampzalig zwaar. 4 Kilometer lang en 18% steil, Klaas stapt meteen van de fiets af en ik volg na 100 meter zijn voorbeeld. Na enige verwensingen geuit te hebben lopen we gezamenlijk omhoog. 4 Kilometer sjouwen met onze pakezels is geen sinecure en we komen dan ook knap vermoeid boven (ik krijg zo wel een indruk wat Klaas tijdens zo’n fietsvakantie meemaakt….)
Na deze helse klim volgt er een lange afdaling naar Foix waar we een uitgebreide siësta houden. Na weer een beetje op krachten te zijn gekomen, stappen we tegen drieën weer op de fiets. We hebben het klimmen die dag zo goed als gehad en we trappen dan ook stevig door. De meeste campings die we onderweg passeren zijn gesloten, zodat we langzamerhand aardig richting Carcassonne komen. Uiteindelijk vinden we in Limoux zo’n 25 kilometer voor Carcassonne een fraai gelegen camping. We hebben onderweg stevig getafeld en hebben ’s avonds dan ook geen eetlust meer. We zoeken een terrasje op en genieten van het heerlijke zomerweer.
De volgende dag op naar Carcassonne waar we onze koffiestop houden. Na ons voldoende gelaafd te hebben en de nodige inkopen gedaan te hebben zijn we weer volledig reisklaar. Nu worden we echter even door een Fransman aan de praat gehouden. Hij is zeer geïnteresseerd in onze fietsen en reisplannen. Onze Fransoos is een ongelooflijke fantast, maar hij heeft wel verstand van fietsen. Bovendien is hij van mening dat Klaas en ik onze reis commercieel moeten uitbuiten. Wij moeten de ‘rechten’ aan een groot TV-station verkopen en we moeten op zijn minst een PR-man aantrekken. Voor deze functie zou onze Franse babbelaar zelf zeer geschikt zijn geweest. Hoe dan ook het is een enerverend gesprek en hij is erg enthousiast over onze avonturen.
Na dit intermezzo verlaten wij Carcassonne, waarmee we de Pyreneeën achter ons gelaten hebben. Het is bloedheet en het asfalt begint aardig aan de band te kleven. Het smeltende asfalt maakt het klimmen extreem zwaar. Tegen vijven arriveren wij in St Pons en dat lijkt ons een goede plaats om de rest van de dag door te brengen. De camping ligt een viertal kilometers buiten het dorp en we willen ons er dan ook eerst van vergewissen of de camping al dan niet op onze route ligt. De camping ligt halverwege Le Cabaretou, onze eerstvolgende col, dat lijkt dus goed, spijtig genoeg is de laatste 3 kilometer vanaf de hoofdweg onverhard. Het zandpad is voor ons zo goed als onbegaanbaar, maar met de nodige moeite komen we toch op onze camping aan.
De camping zelf maakt veel goed, bovendien treffen we daar 2 alleraardigste Brabanders die zelf ook behoorlijk fietsgek zijn. De mannelijke helft van het duo verwijt zijn echtgenote dat zij er debet aan is dat hij niet meer zulke sportieve avonturen kan ondernemen. Deze vijftigers hebben met zijn beiden ook veel in het buitenland gefietst, maar doen nu het meeste met de auto of te voet.
’s Avonds maken we er met 4 landgenoten in het campingrestaurant nog een gezellige avond van, op de valreep wordt er voor ons nog een stevige maaltijd geïmproviseerd. Onder het eten gaan er mooie sterke verhalen over en weer en ook de niet-fietsende landgenoten vinden de belevenissen zeer onderhoudend.
Onze Brabander is er heilig van overtuigd dat Klaas en ik bij aankomst in Friesland door het plaatselijke muziekkorps en alle dorpsschonen binnengehaald zullen worden; niets blijkt minder waar!!!
Klaas en ik spreken onze angst uit over de naderende beklimming van de Mont Ventoux, de familie Snel (Brabanders) drukt ons op het hart deze zware col in de ochtenduren te beklimmen, aan dit advies hebben wij goed gehoor gegeven. Tegen elven keren wij terug naar onze tent omdat het wel heel gezellig dreigt te worden.
De volgende ochtend gaat het inpakken niet zo soepel, zodat het geruime tijd duurt voordat we onze beklimming van Le Cabaretou kunnen vervolgen. De laatste vijf km van deze col zijn niet echt zwaar, zodat we in redelijk tempo de top bereiken. In het gelijknamige hotel bestellen wij een petit-dejeuner waarna wij onze tocht weer voortzetten. Het is weer zonnig en warm, maar we genieten van de fantastische route. Op weg naar Murat-sur-Vebre raken wij het spoor even bijster, maar onze alternatieve route langs le Lac Laouzas is minstens zo mooi.
Na Murat op naar Brusque, zo nu en dan even een fris windje wat het fietsen er wat aangenamer maakt. Overal zijn ze druk aan het asfalteren, iets waar we met deze weersomstandigheden niet echt enthousiast over kunnen zijn.
Zacht asfalt
De warmte en het zachte asfalt begint zijn tol te eisen, ik ben bergop niet meer vooruit te branden. Tijdens de col du Perthus moet ik Klaas dan ook laten gaan en met veel pijn en moeite passeer ik hem vlak voor de top nog net. Deze naar omstandigheden loodzware beklimming levert een fabelachtig mooie afdaling op. Tien kilometer lang bijna 10% afdalen naar Lodeve daar zijn we wel aan toe, bovendien lijkt de omgeving wel een maanlandschap door de zeer markante rotsen.
Lodeve is het eindpunt van deze dag en de camping even buiten het dorp gelegen is van alle gemakken voorzien. ’s Avonds laten Klaas en ik ons het vier-gangen-menu in het campingrestaurant goed smaken. Na het overvloedige diner nemen we nog enkele slaapmutsjes.
Ondertussen is een tafel naast ons een achttal Fransen ook uitgegeten, op zich niet zo bijzonder, maar het betekent wel het begin van een dolle feestavond. De vier dames en heren zijn voornemens er een te gekke avond van te maken, op de swingende eind 70’er jaren muziek lukt dat prima. Op het hoogtepunt van de avond belandt het hele gezelschap in het aangrenzende zwembad. Als de ‘muiltjes’ van twee Francaises op de rand van het zwembad gezet worden is het slechts een kwestie van tijd voordat een van hen te water gaat. Uiteindelijk blijkt het hele stel sportief zodat het een compleet waterballet wordt.
De volgende dag rustdag in Lodeve, tijd voor sight-seeing, gezellige markt bezoeken, fiets onderhoud, uitrusten en gelegenheid om van de omgeving te genieten.
Nederland-België
’s Avonds kijken we onder het eten naar Nederland-België. Deze voetbalwedstrijd krijgt voor ons een vervelend staartje. De lucht begint al angstig donker te worden, maar ik blijf tamelijk nonchalant onder de naderende hoosbui. Het blijkt later een dure vergissing. De 1-0 nederlaag tegen België bezorgt mij al een kater, de aankomst op de camping een nog grotere. We fietsen in de stromende regen terug naar onze camping en bij aankomst blijkt mijn helft van de tent blank te staan. Mijn luchtbed en slaapzak drijven en het overgrote deel van mijn bagage is doorweekt. Lucky Klaas heeft weinig leed, hij heeft zijn kleding ook beter verpakt en zijn deel van de tent is kurkdroog gebleven.
Ik besluit mijn kletsnatte kleding maar in het toiletgebouw uit te hangen en hoop dat een en ander die nacht nog zal drogen. Wij zijn niet de enige gedupeerde campinggasten, want drie Duitse motorrijders zien een van hun tenten de lucht ingaan en kunnen die letterlijk afschrijven. De jongste coureur heeft nog een spectaculaire manoeuvre in het toiletgebouw, want hij maakt op de spekgladde tegels bijna een ‘salto mortale’ en het is een wonder dat hij aan deze stunt geen letsel over houdt.
Samen met de Duitsers trekken we richting restaurant waar wij ons het bier goed laten smaken. De motorrijders luisteren met interesse naar onze avonturen, maar spreken toch hun voorkeur voor het motorrijden uit. Zij zijn onderweg naar de Cote d’Azur en het blijken echte feestneuzen.
Een van de drie heren is oververmoeid en haakt na een drietal rondjes af. Hij vertrekt vast richting appartement, de Duitsers hebben na hun tentenpech geen halve maatregelen genomen). Waar plaats is voor 3 kunnen ook wel 5 slapen, zodat Klaas en ik uiteindelijk in hetzelfde appartement onderdak vinden. Onze slapende Duitse vriend wordt midden in de nacht ten gunste van ons uit zijn bed gelicht en mag op de vloer verder pitten.
De volgende ochtend kiezen Klaas en ik ervoor na het gezamenlijke ontbijt de reis te vervolgen. We hebben ondertussen een driedubbele kater zodat het tempo niet erg hoog ligt. Het is dan ook al half een als we weer op de fiets stappen. Het weer is zeker in het begin niet bijzonder en we hebben onderweg zelfs nog even een beste plensbui. De bui is voor ons het sein om even te pauzeren. Na een stevige lunch kunnen we er weer even tegenaan.
Het weer klaart helemaal op en de weg naar de Col du Minier wordt steeds fraaier. In de aanloop passeren we nog een tweetal pittige colletjes die we zonder al te grote problemen kunnen nemen. Na het laatste colletje volgt er een lekkere afdaling. Deze afdaling krijgt een bijzondere dimensie daar we ondertussen in een auto-rally zijn verzeild geraakt.
Klaas houdt zowaar een wedstrijd met een drietal deelnemers. Een spectaculaire afdaling met veel publiek langs de weg vanwege de sensationele auto-rally. Mijn teller stopt bij 60 km, Klaas doet er nog een schepje boven op, maar moet uiteindelijk ook passen voor de autocoureurs.
Na deze flitsende afdaling is het tijd voor de twintig km lange beklimming van de Col du Minier. Het is ondertussen weer goed warm geworden, dus weer zweten geblazen. De regen van een dag eerder heeft ons ook geen goed gedaan, zodat de fysieke gesteldheid te wensen over laat. Ik heb een deel van deze dag met lange broek aan gefietst, tijdens het klimmen kom ik daar trouwens snel op terug. De Col du Minier is in het begin knap zwaar, maar naarmate de beklimming vordert is het steeds beter te doen. 7 Kilometer onder de top stoppen we even bij een restaurant om ons nog wat moed in te drinken. Het restant van de klim valt 100% mee en Klaas houdt moeiteloos mijn wiel. Het is ondertussen wel half acht, de hoogste tijd om eens camping op te zoeken. Er hangen weer donkere luchten boven ons, zodat we wel eens haast mogen maken met vinden van een camping. Het eerstvolgende dorpje L’Esperou ligt 9 km verderop, misschien dat we dat nog droog kunnen halen.
L’Esperou blijkt wel over een camping te beschikken, maar gespeend van alle comfort, zodat we naar iets anders moeten uitkijken. Gelukkig is er een alleraardigste Française die ons naar de dichtstbijzijnde Gite d’etape loodst. Het regent ondertussen weer pijpestelen, zodat we in allerijl onze fietsen binnenzetten om snel een warme douche te kunnen nemen.
L’Esperou blijkt een gehucht er is zelfs geen eetgelegenheid, zodat we met een lege maag ons bed opzoeken.
De volgende ochtend blijkt ook een bakker c.q. supermarkt niet aanwezig, zodat we zonder brandstof aan de volgende etappe beginnen.
Onze valse start komt bijzonder ongelegen, want de route is allesbehalve vlak. We beginnen ons zelfs serieus zorgen te maken, want na een 30 tal kilometers staat er een stevige klim op het programma, zonder eten redden we dat nooit. De route laat in het begin aan duidelijkheid te wensen over, het levert in ieder geval wel weer een paar fraaie beklimmingen op. De meeste dorpjes onderweg vertonen geen enkel teken van leven en de horeca-gelegenheden die we passeren zijn gesloten zodat we zo langzamerhand rammelen van de honger.
Gelukkig passeren we even later een camping waar op het eerste gezicht in ieder geval koffie te krijgen is. Met de ook nog verkrijgbare toastjes + marmelade kunnen we onze honger stillen. Vooral Klaas laat zich het ontbijt goed smaken en we komen dan ook goed op krachten.
Een van de eerste beklimmingen die ons nog resten is de Solpérière en dat is een echte. Zes kilometer lang, meer dan 10% en het is dan ook een hele klus om fietsend boven te komen. Ik moet goed in de beugels om de top te bereiken, Klaas moet 2 km onder de top passen en komt in wandeltempo boven.
Deze klim staat als loodzwaar te boek en dat is zonder meer waar, deze helling is onbetwist een van de zwaarste van onze tocht. Door zijn geringe lengte scoort de Solpérière slechts 4,7 op een schaal van 1 tot 11,5 maar hij mag er zeker wezen.
Tegen enen arriveren wij in Barre, een ideale tijd om te lunchen. Na een stevige courgetteschotel en zelf gemaakte vla na, kunnen we er weer even tegenaan. We willen vandaag nog naar Lasalle en komen op onze weg daarheen nog twee cols van betekenis tegen.
De eerste ervan, de Exil, is knap lastig, maar kan ons niet van de wijs brengen. Wij denken vlak voor de top nog twee Nederlandse wielrijdsters te kunnen passeren, zij erkennen het gevaar tijdig en slaan onze aanval af. Wij zijn wat haastig en maken slechts een kort praatje voordat we verder gaan naar Lasalle. De afdaling van de Exil is er een uit het boekje en we schieten dan ook heerlijk op, met alleen de Mercour nog in het verschiet lonkt Lasalle naar ons. De Mercour kan ons niet meer verontrusten en we arriveren dan ook aardig kwiek op de camping van Lasalle.
Klaas vindt een schitterend plekje voor onze tent, vlakbij een riviertje. ’s Avonds heerlijk gegeten in een behoorlijk chique restaurant. De gerant slooft zich in onze ogen iets te veel uit, maar de menukaart zo ook de rekening mag er wezen.
Vlakke etappe
De volgende dag hebben we de zo lang verwachte ‘vlakke’ etappe, nou dat zal mij dus vies tegen vallen. Volgens de routebeschrijving komen we geen bult van betekenis tegen, het gaat echter wel constant op en af. Met de tropische temperaturen een loodzwaar karwei.
Onderweg zien wij in Uzes een Fransman waarschijnlijk volledig geveld door de hitte (of alcohol??) op het asfalt liggen en de ambulance moet er aan te pas komen om hem weer bij zijn positieven te krijgen. Het is drukkend warm in Uzes en de twee wielrijders stappen dan ook maar wel snel op hun stalen rossen.
Als we stevig door fietsen, kunnen we vandaag misschien nog wel in Carpentras aankomen. We slagen in onze opzet, maar daar moeten we de komende dagen wel voor boeten. De Franse zon lijkt ons gesloopt te hebben, want vlakbij de Mont Ventoux lijkt de ‘man met de hamer’ langs te komen. Sterker nog, we zijn nog nooit zo geobsedeerd geweest van een beklimming als nu en we kunnen er amper nog van slapen. Tijdens een van onze ‘slapeloze’ nachten krijg ik gelukkig wel een briljante ingeving. De Mont Ventoux willen wij zo vroeg mogelijk en het liefst zonder bagage beklimmen, dat is mogelijk als we vanaf naar Carpentras naar Malaucene fietsen en daar onze tent opzetten. Vanaf Malaucene ’s morgens vroeg naar Bedoin fietsen en daar aan de beklimming beginnen. Carpentras-Malaucene is bijna even ver als Carpentras-Bedoin en Malaucene-Bedoin moet zonder bagage geen probleem zijn.
Met deze toch wel rustgevende gedachte gaan wij dinsdagavond in Carpentras uit. Na een gigantische pizza, (slechts het olijfje kan ik niet meer op…..), zitten we nog even lekker na op een terrasje. Ik heb zeker wat zwaar getafeld, want op de terugreis ben ik het spoor bijster, gelukkig is Klaas beter bij de les, zodat we toch weer bij onze camping arriveren. Deze blijkt reeds gesloten (23.00 uur), zodat we enig klauter- en tilwerk moeten verrichten om weer bij onze tent te komen.
Mont Ventoux
De volgende ochtend fietsen we in rustig tempo naar Malaucene waar we aan de voet van de Mont Ventoux de tent opzetten. De rest van de dag gebruiken we om uit te rusten en de fiets een opknapbeurt te geven. Mijn remblokjes zijn versleten en mijn achterwiel draait niet echt soepel meer, dankzij de plaatselijke fietsenmaker loopt alles weer gesmeerd.
Malaucene is een erg toeristisch dorpje en er is dan ook van alles te doen. Woensdagmorgen is er markt, met de leuke souvenirwinkeltjes en gezellige terrasje een aardig plekje om te vertoeven.
De camping ligt bijna vijf kilometer buiten het dorp zodat de benen vandaag toch nog genoeg beweging krijgen. Op de camping hebben we veel last van de krekels en vanwege de warmte is er amper te verkeren. Het toiletgebouw geeft nog wat verkoeling.
’s Avonds gaan wij vroeg op bed, want wij hebben het alarm op drie uur gezet, zodat we vroeg aan de Mont Ventoux kunnen beginnen.
Na een provisorisch ontbijt zitten we rond kwart voor vier op de fiets en vertrekken we in het pikkedonker richting Bedoin. De eerste kilometers zijn geen pretje, want onze fietsverlichting is amper voldoende om in deze duisternis goed gezien te worden. Al met al arriveren we kwart voor vijf in Bedoin en kan het karwei bijna beginnen. Eerst nog even wat proviand naar binnen werken en tegen vijven zijn er we er echt klaar voor.
De eerste twee kilometer van de Mont Ventoux zijn vrij eenvoudig, maar daarna begint de klim echt. Bijna twintig kilometer klimmen en bijna 10% steil, ook zonder bagage is dit voor ons een hele klus. In het beruchte bos vragen we ons af waar we in hemelsnaam mee bezig zijn. Dit stuk weg schiet amper op en er lijkt maar geen einde aan het klimmen te komen. Klaas komt al snel tot ontdekking dat de Mont Ventoux hem eigenlijk te machtig is. Dit maakt het ‘nachtelijke’ avontuur er niet gemakkelijker op. Ik fiets verre van fluitend naar boven, maar eenmaal de cadans gevonden heb ik er toch alle vertrouwen in om fietsend de top te bereiken.
Na 10 km hebben we het bos achter ons gelaten en is het meeste leed geleden. Sterker nog de laatste 9 km vallen mij dik mee. In het bos haal ik amper snelheden van 10 km/u, in het tweede deel zijn zelfs snelheden van 17 km/u mogelijk. Bovendien kunnen we op het kale stuk de top al snel zien, zodat we een goed richtpunt hebben. Ondertussen is het licht geworden en krijgt de beklimming een wat normaler karakter.
Daar Klaas goed stuk zit heb ik onderweg alle tijd om te pauzeren en van het mooie ‘maanlandschap’ om mij heen te genieten. Ik heb ook ruimschoots de gelegenheid om een paar plaatjes te schieten, op een foto is zelfs nog een minuscuul stipje van achtervolger Klaas zichtbaar.
Even na half acht bereik ik de top en slechts in de laatste bocht moet ik nog even alles geven. Een half uur later arriveert ook Klaas moe maar voldaan. Bovenop moeten wij een kleine teleurstelling verwerken. Wij willen even bijtanken en in het cafe een controlestempel halen, maar het cafe is nog gesloten en de eigenaar arriveert pas kwart over negen.
Op deze kale berg is verder weinig tot niets te beleven, zodat het wachten tamelijk zwaar valt. Na de stempelcontrole en nog wat gedronken te hebben, maken we ons op voor een spectaculaire afdaling. Het wegdek is verre van ideaal, zodat we goed op onze qui vive moeten zijn. Mijn voorspatbord begint halverwege wat kuren te vertonen en dat is voor mij het teken om de zinloze achtervolging op Klaas definitief te staken. Na wat buigwerkzaamheden kan ook ik mij laten ‘vallen’ richting Malaucene. We behalen snelheden tussen de 65 km en 70 km/u, later horen wij dat boven de 90 of zelfs 100 hier niet ongebruikelijk is.
In Malaucene zoeken we eerst een terras op, waarna we richting camping gaan. Daar doen we de hele middag verder niets meer, in de zinderende warmte is elke handeling te veel. We vinden nog wat verkoeling in het toiletgebouw en daar brengen we dan ook de meeste tijd door. Ik houd er mijn dagboek bij en schrijf kaarten voor familie en bekenden.
Op de camping treffen twee al wat oudere Engelsen en vooral de vrouwelijke helft is helemaal gek van de hitte. Zij is eigenlijk allergisch voor de warmte en de Provence is voor haar dan ook een bezoeking. Het Engelse paar vraagt zich tevens af waarom alle ‘Dutch people’ zo sportief zijn. Die moeten altijd wat doen, ook met deze warmte!!
’s Avonds eten we heerlijk in Malaucene en onder de maaltijd zie ik hoe het Nederlands elftal moeizaam wint van het taaie Marokko. Ook Oranje heeft blijkbaar veel last van de warmte.
Monsteretappe
De volgende dag wacht er weer een monsteretappe. Dankzij onze vroege vertrektijd (kwart over zes) leggen we ruim 130 km af en komen we in Manosque aan. Voor koffietijd hebben we al twee leuke colletjes getrotseerd. Onder de koffie treffen we ’s ochtends twee Nijmegenaren die met stomme verbazing naar onze belevenissen luisteren. De jongen is erg enthousiast, maar zijn vriendin vindt ons gefiets maar gekkenwerk.
Na de Mont Ventoux is de Homme Mort de eerste col van betekenis, deze berg stelt feitelijk niet zo veel voor, maar de aanloop is vrij hevig en de zeer hoge temperaturen vergen weer zijn tol. Het is 10 uur ’s ochtends, maar het is echt zweten geblazen en vooral de eerste kilometers komen erop aan.
De laatste vijf kilometer stellen eigenlijk geen moer voor, zodat we uiteindelijk vrij eenvoudig de top bereiken. Na de Homme Mort bezorgt het parcours richting Manosque ons geen noemenswaardige problemen meer. Het is een mooie slingerende route langs smalle en zo nu en dan toch wel steile weggetjes.
Tegen vijven komen we in Manosque aan, een mooie tijd om een camping op te zoeken. ’s Avonds maken we een fikse wandeling naar het centrum, alwaar wij ons het eten goed laten smaken.
De volgende ochtend weer vroeg uit de veren, via Valensole en Riez naar Moustiers. De glooiende wegen leveren ons weinig problemen op, we binden zowaar de strijd aan met een trainende wielerclub. In een beklimming zet Klaas even aan, deze versnelling beantwoord ik adequaat en we halen en passant de hele wielerclub in. Een uurtje later vlak voor een heerlijke afdaling horen we de Fransen weer naderbij komen. Klaas probeert ze naar beneden nog bij te houden, maar ik moet de hele club voorbij laten gaan. In Moustiers houden wij een korte pauze, waarna wij ons opmaken voor de schitterende route naar La Palud (vlakbij de Grand Canyon du Verdon). De 17 kilometer die wij nog voor de boeg hebben, behoren tot de allermooiste van onze route. Mooie slingerende wegen, met vele klimmen en dalen, langs fraaie rotswanden en met fantastisch mooie uitzichten. Op deze weg treffen we veel toeristen, ontzettend veel motorrijders. Aan het einde van deze wonderschone route komen we een tweetal Nederlandse fietsers tegen die onze route van vandaag precies in tegenovergestelde richten fietsen.
In La Palud houden wij lunchpauze, waarna wij vol energie via Jabron in Comps-sur-Artuby aankomen. Het kwik is ondertussen weer behoorlijk opgelopen, zodat een siësta wel op zijn plaats is. Tegen half vier stappen we weer op de fiets en een uurtje later hebben wij col 65 "de Clavel" bedwongen. Dit kleintje bezorgt ons met de hitte nog de nodige problemen. De vermoeidheid begint zo langzamerhand toe te slaan, zodat wij het raadzaam achten om maar zo snel mogelijk een camping op te zoeken. De camping vinden wij alras in Le Logis du Pin een dorpje waar echt geen kip woont. Een camping en een aantal restaurants is alles wat wij er aantreffen. De camping is zeer primitief, maar wij vinden alles best en nemen het buitengewoon verwaarloosde toiletgebouw op de koop toe.
Prikkelbaar
’s Avonds erg luxe gegeten, dat kan er wel en ’s nachts constateren wij dat wij een discotheek over het hoofd gezien/gehoord hebben. We kunnen de slaap amper vatten, zodat wij de volgende ochtend een beetje prikkelbaar zijn.
Deze dag willen wij eigenlijk de Couillole (1e Alpencol) bedwingen, zodat een betere nachtrust welkom was geweest. Uiteindelijk zorgen de tropische temperaturen ervoor dat wij wijselijk besluiten de beklimming van de Couillole maar een dag uit te stellen.
De route van Le Logis du Pin naar Entrevaux is erg mooi, maar wij hebben veel moeite om de Col du Buis en Col du Felines te bedwingen. Hellingen van ongeveer 15% dat liegt er niet om, maar we kunnen daardoor wel razendsnel Entrevaux binnen rijden. Dit toeristische dorp biedt een grote verscheidenheid aan souvenirs, t-shirts e.d. zodat we weer aardig kunnen inslaan.
Na Entrevaux gaan we op weg naar Pont de Cians alwaar de beklimming van de Couillole begint. In Pont de Cians gaan we eerst maar eens stevig lunchen. Onder het eten zien we op de thermometer het kwik oplopen naar 37 graden, waarmee voor Klaas de maat vol is. Hij acht het bij deze hitte onverantwoord om aan de bijna 28 km lange beklimming te beginnen. Ik ben eigenlijk totaal gefixeerd op het halen van de eerste Alpencol, maar ik moet hem wel gelijk geven, zodat we een kilometer verderop een camping opzoeken.
De camping ligt vlakbij de rivier de Var, dus dat biedt ons een prima gelegenheid om verkoeling te zoeken. Zwemmen in een bergrivier is een speciale discipline, want de stroming is verraderlijk. Pootjebaden is het veiligste, want mijn ‘zwempoging’ bezorgt mij enkele angstige momenten. De stroming pakt mij (80 kilo) volledig en kom onderweg menigmaal onzacht in aanraking met stenen en keien. Mijn zwemexperiment maakt duidelijk dat niet alleen fragiele Françaises angst voor de sterke stroming behoeven te hebben.
Ondanks een paar hachelijke momenten is onze zwempartij een prima invulling van deze ‘vrije’ middag. ’s Avonds eten we lekker op het camping restaurant. Vegetariër Klaas vindt zijn portie saucisses rijkelijk veel, later blijkt hij ook mijn portie verorberd te hebben. Mijn steak is abusievelijk omgezet in een dubbele portie saucisses. Met het schaamrood op de kaken, maakt de alleraardigste eigenaresse alsnog een heerlijke maaltijd voor mij klaar.
Motorrijders en vuurvliegjes
’s Avonds treffen wij nog een stel Nederlandse motorrijders op de camping, waarmee wij gezellig praten over de mooie omgeving, het Nederlands elftal en de tientallen vuurvliegjes die ons gezelschap komen houden.
Klaas en ik beginnen ons gezien de hoge temperaturen enigszins zorgen te maken over het vervolg van onze route. Nu blijkt dat het bijna onverantwoord is om ’s middags nog te fietsen/klimmen, moet ons reisschema misschien wel aangepast worden. Deze angst blijkt later volledig ongegrond en wij maken enkele dagen later zelfs nog even plannen om door te fietsen naar Annecy (ca.c 300 km voorbij Bourg d’Oisans).
De volgende ochtend staat echter eerst de beklimming van de Couillole op het programma. Daar wij deze nacht toevallig een kant en klare tent gehuurd hebben, kunnen wij ons snel uit de voeten maken. Even na zessen starten wij met de 28 km lange beklimming van de Couillole. De route langs de Gorges du Cians is uitermate fraai en deze col heeft een paar leuke verrassingen voor fietsers in petto. Fietsen in de bergen is goed uitkijken geblazen, maar zeker het rijden door tunnels is link. Gelukkig heeft men in deze klim bij elke tunnel een fraaie ‘omleiding’ voor wielrijders gemaakt. Wij fietsen ‘buitenom’ wat niet alleen veel veiliger is, maar ook een veel mooier uitzicht biedt. De roodachtige rotsen en het neersijpelende bergwater zorgen voor fraaie taferelen.
Na 2 km arriveren wij in Beuil waarmee wij het lastigste deel van de Couillole achter de rug hebben. We zien tot onze stomme verbazing, dat de temperatuur nu al bijna 30 graden is. Na in Beuil nog even op adem gekomen te zijn, maken wij ons op klaar voor de resterende 6 kilometers. Dit laatste stuk gaat mij goed af en ik fladder dan ook voor Klaas uit.
Bovenop de col staan we even stil bij het bereiken van de eerste Alpencol. Uiteraard maken we een aantal foto’s van dit heuglijke feit en we babbelen nog even met een passerende Franse toerist. Deze vertelt dat zelfs Tour de France-renners hier wel eens van de fiets moeten, deze opmerking streelt ons (later bedenk ik mij dat onze Fransoos waarschijnlijk de Couillole en de Bonette verwisseld heeft).
Na deze lange beklimming volgt een lange afdaling naar St Sauveur, door het slechte wegdek moeten we zeer alert onze weg vervolgen.
In St Sauveur slaan we linksaf richting Isola waarmee wij eigenlijk al aan de Bonette beginnen. De Bonette is volgens ‘het boekje’ 26 km lang (van 1100 m naar bijna 2900 m), maar vanaf St Sauveur (570m) gaat de weg alleen maar omhoog. In Isola pauzeren we een klein uur, waarna we verder fietsen naar St Etienne de Tinee. Na dit stadje komt het echte deel van de Bonette. Het is weer drukkend warm, maar we willen toch met de klim beginnen. Halverwege de klim is er nl. nog een overnachtingsmogelijkheid in Bousieyas, zodat er niets mis kan gaan. Voor de zekerheid eerst nog maar even een pizza naar binnen gewerkt, zodat we weer op krachten kunnen komen.
Bonette
De Bonette in een keer beklimmen is geen must, maar het lijkt me leuk in onze missie te slagen. Na een dik uur klimmen denk ik er heel anders over en ben maar wat blij met onze tussenstop in Bousieyas. Dit deel van de Bonette is niet erg steil, maar de warmte en het zeer slechte wegdek, maken deze klim tot een ware verschrikking. We fietsen over smeltend asfalt en en ik heb er veel problemen mee. Klaas hoeft wat minder kilo’s over het abominabele wegdek naar boven te zeulen en laat mij in deze beklimming dan ook snel achter.
In Bousieyas aangekomen besluiten we in de plaatselijke gite meteen maar twee kamers te reserveren. In dit gehucht is echt niets te beleven, maar de gezellige gite brengt allerlei sportievelingen bijeen. Wij treffen er verscheidene fietsers en wandelaars en we kunnen weer enthousiast ervaringen uitwisselen.
’s Avonds krijg ik behoorlijk last van de ‘man met de hamer’ en het wordt een roerig nachtje. Een zonnesteek, of toch een kou gevat, wie zal het zeggen, in ieder geval doe ik de eerste uren geen oog dicht en hoest en proest de hele slaapzaal bij elkaar. Van Klaas verneem ik de volgende ochtend dat mijn ‘geluidshinder’ een van de Engelse gasten bijna tot een woede-uitbarsting drijft.
De volgende ochtend voel ik me ondanks een beroerde nachtrust aardig meer mens en we maken ons na het ontbijt maar weer snel op voor de laatste 12 kilometers van de Bonette.
Het echte klimwerk zit er nog aan te komen, maar na een kilometer zijn wij wel van het slechte wegdek verlost. Over goede wegen zwoegen wij naar de top. Klaas uit zijn verbazing over mijn klimsnelheid, mijn roerige nacht is niet in mijn fietstred terug te vinden, hij heeft dus snel het nakijken.
De Bonette is een fantastisch mooie klim, de weg naar ‘het dak van Europa’ maakt deel uit van een gigantisch natuurreservaat en dat is goed te merken. Een mooie omgeving met veel groene bergweiden en fraaie bossen. Onderweg passeren wij veel dorpjes waar de pest wel uitgebroken lijkt, want zij zijn compleet uitgestorven.
Een passerende Franse toerist spreekt mij nog moed in voor de laatste 6 kilometers. Deze zijn echt loodzwaar en niet alleen vanwege het klimmen. We zitten onderhand op 2500m hoogte en dat is aan de temperaturen en aan de wind te merken. In de schaduwzijde is het knap koud en de straffe wind zorgt ervoor dat we amper 6 km per uur fietsen, een bocht verder met de zon in het gezicht zijn snelheden van 12 km weer mogelijk.
De route slingert steeds verder omhoog en een km onder de top herinnert een gedenksteen ons eraan dat dit de hoogste met de auto begaanbare route van Europa is. Na dit feit vastgelegd te hebben, fietsen we door naar de top.
Bovenop de Bonette halen we een controlestempel en kopen we een fraai t-shirt. Klaas stelt nog voor even naar het uitkijkpunt te lopen, nog een hele klauterpartij maar wel de moeite waard. Op een hoogte van 2880 m is het dragen van een thermojack geen overbodige luxe, het is er echt steenkoud.
De afdaling van de Bonette is geen pretje, het slechte wegdek zorgt vaak voor levensgevaarlijke situaties. In Jausiers aangekomen constateer ik dat mijn slaapzak nog ergens halverwege de Bonette moet liggen. De Bonette is geen kleine jongen en ik besluit dan ook maar geen moeite meer te doen om mijn slaapzak terug te vinden. ’s Avonds koop ik in Guillestre maar een nieuwe en betere slaapzak.
Via Jausiers komen we in St Paul waar we onze siësta en lunch houden. We hebben het tweede deel van de Bonette goed doorstaan en we denken dat we de col de Vars er nog wel even bij kunnen doen. Deze klim is slechts 8 km lang en de top ligt op 2111 m.
Het eventjes beklimmen van de Col du Vars valt goed tegen, want in de Franse hitte is een helling van ca. 10% nemen geen sinecure. Klaas komt dan ook al vrij vlot stuk te zitten en ook ik ga niet echt lekker naar boven. Het klimleed wordt wel verzacht door de vele aanmoedigingen die wij van passerende militairen en toeristen krijgen. Naarmate we dichterbij de top komen, wordt het steeds drukker op en langs de route. Deze dag blijkt de alternatieve Tour de France bovenop deze col te finishen. Ik word door een aantal deelnemers ingehaald, maar een achtervolger weet ik nipt voor te blijven.
Bovenop de top is het een drukte van jewelste, veel gefinishte wielrijders (van 20 tot 60 jaar), gendarmerie, volgers en uiteraard veel souvenirstands. Klaas heeft het tijdens deze klim erg zwaar, maar weet in de laatste meters nog wel een deelnemer van zich af te schudden.
De afdaling naar Guillestre is weer erg gevaarlijk, de weg is erg slecht, alleen in de laatste kilometer kun je je echt laten gaan. Klaas doet dit dan ook vol overgave en hij knalt ruimschoots voor mij Guillestre binnen. In het centrum zoeken wij eerst een terrasje op, waarna wij onze tent op de plaatselijke camping opzetten.
’s Avonds fantaseren wij nog even over doorfietsen naar Annecy, maar het lijkt ons bij nader inzien toch raadzamer om het toch maar bij ons reisdoel Bourg d’Oisans te houden. Door deze keuze hebben we nu de kans om in Guillestre een extra rustdag te houden.
’s Morgens vermaken wij ons in het dorp, ’s middags zoeken wij verkoeling in het riviertje pal naast onze camping. Al pootje badend filosoferen we over de hellingen die ons nog te wachten staan. We hebben vanaf het water ook een mooi uitzicht op een drietal alpenreuzen.
De volgende dag moeten wij de Izoard bedwingen en deze col bezorgt ons de nodige problemen. Het aanloopje naar Arvieux kan ons niet echt verontrusten, maar zodra wij het dorpje verlaten hebben, begint het echt menens te worden. Ruim 12 km klimmen zo’n 10 steil, dat werkt aardig op de beenspieren. Vlak voor de klim krijgen we een paar ‘bemoedigende woorden’ van een stel Nederlandse wandelaars. Na onze fietsen en bagage gezien te hebben zegt een van de meisjes ‘stelletje dwazen’.
Coppi en Bartali
Deze Hollandse schone plaatst daarmee een rake opmerking, want de Izoard gaat mij het slechtste af van alle beklimming tot dan toe. Onderweg krijg ik nog wat morele steun van een Franse wielrijder maar verder ben ik toch aan mijzelf overgeleverd. Voor Klaas is de Izoard iets teveel van het goede, zodat ik ruim voor hem boven ben. Op deze col is het een gezellige drukte, veel dagjesmensen, wandelaars en ook veel vakantiefietsers. Duitsers, Engelsen en Amerikanen allerlei nationaliteiten passeren de top. Een snoepkraampje verkoopt heerlijke suikerwaren tegen woekerprijzen. In het café even verderop is een klein museum over oude Tour-helden ingericht. Gele truien en fietsen van o.a. Coppi, Bartali en Bobet zijn er te bewonderen.
Daarna dalen we af naar Briançon waar we weer een rustdag houden. ’s Avonds vroeg op bed, de vermoeienissen en de hitte beginnen blijkbaar op te spelen. Briançon kan ons niet echt bekoren, het centrum hebben we na een middag wel bekeken. De volgende dag kiezen we er dan ook voor een avontuurlijke bos/bergwandeling te maken. De route wordt iets langer dan verwacht, zodat we behoorlijk vermoeid in de stad arriveren. De rest van de dag doen we het lekker rustig aan en we gaan ’s avonds maar weer vroeg onder zeil.
De volgende dag staat de laatste etappe op het programma. Er scheiden ons nog maar 70 km van Bourg d’Oisans met alleen de Lautaret nog op onze route. 700 meter hoogte verschil in 28 km is niet echt veel, maar het laatste deel van deze klim is nog redelijk zwaar. Vanaf de Lautaret is het nog 9 km naar de top van de Galibier, maar die hebben we bewaard voor volgend jaar.
Vanaf de Lautaret is het 40 km lang afdalen naar Bourg d’Oisans. Op dit stuk passeren we 7 tunnels en 10 km voor Bourg d’Oisans worden wij ingehaald door de snelste deelnemers van La Marmotte. Aan deze wedstrijd over 6 Alpencols doet ook een groot aantal landgenoten mee. Tijdens deze loodzware klimtocht zijn de verschillen gigantisch groot, want ’s avonds onder Nederland-Brazilie zien wij nog deelnemers binnen komen.
Bourg d’Oisans ligt aan de voet van de Alp d’Huez en deze col heb ik ook nog op mijn verlanglijstje staan. Het is weliswaar geen berg van de 100 cols route, maar een beetje wielrijder heeft de Alp eens bedwongen. Onze camping kiezen wij echter in het dorpje zelf, omdat wij er weinig voor voelen om een deel van de Alp met bagage te beklimmen.
Na 3 weken klimmen is de fut er een beetje uit, zodat we alleen kans zien om zonder bagage de Alp te beklimmen. Op onze ‘Hollandse’ camping wordt ons snel duidelijk gemaakt, dat wij met onze fietsen op deze berg weinig te zoeken hebben. Als ik meedeel dat wij met bagage wel de Tourmalet bedwongen hebben, krijgen we het voordeel van de twijfel. De eerste 4 hellingen zullen wij volgens onze ‘expert’ nooit kunnen halen op onze superzware modellen.
Vlakbij de camping eten wij lekker en wij maken ons op voor een heerlijk avondje voetbal. Oranje verliest na een spannende strijd van Brazilie en er is na afloop dan ook weinig reden om aan de zwier te gaan.. We keren dan ook snel bij onze tent terug.
De volgende ochtend slapen we lekker uit en we hebben voor het eerst een geheel vrij programma. Ik wil de Alp d’Huez nog beklimmen, maar ik heb nog niet beslist wanneer. Tegen de middag zijn we echter voldoende bekomen van de geleverde inspanningen en we maken ons startklaar voor de klim. Het is ondertussen weer knap warm geworden, maar dat kan ons er niet meer van weerhouden. Even voor twaalven rijden wij de camping af en binnen een kilometer begint de beklimming van de Alp. De eerste kilometers (met 4 bochten) zijn inderdaad razend moeilijk en ik moet dan ook al mijn reserves aanboren om dit stuk goed te nemen. Na drie kilometer is er een mooi uitkijkpunt, een prima gelegenheid om op Klaas te wachten en even lekker op adem te komen. Mijn eigen slopende tempo van de eerste bochten, was ook niet vol te houden geweest.
Na deze 4 pittige bochten volgen er nog 17, maar deze vallen mij aanzienlijk minder zwaar. Halverwege de klim in Huez nog even gepauzeerd om te genieten van het fraaie uitzicht en nog een foto gemaakt.
Deze meest bekende berg van Frankrijk heeft ook deze zondag niet over publieke belangstelling te klagen.. Veel fietsers, wandelaars en automobilisten zijn onderweg naar de top, natuurlijk ook veel landgenoten. Saillant detail, de eerste 6 kilometer is er een wandelaar die qua snelheid weinig voor mij onder doet. Naarmate de klim vordert kom ik steeds beter in cadans en de laatste bochten neem ik dan ook probleemloos. Drie bochten voor de top krijg ik een paar Nederlandse racefietsers in het vizier, even stevig doortrappen en ik ben ze voorbij. Een van beiden probeert nog bij mij aan te klampen, maar hij moet me laten gaan.
Bocht 21 is weer een echte, maar ik bereik na een dik uur fietsen toch redelijk fit de top. Vlak voor mij heeft een stel Fransen de top gepasseerd, zodat het een gezellige drukte is. Klaas heeft iets langer werk om boven te komen, maar ook hij haalt aardig kwiek de top.
Bovenop de Alp zoeken wij een restaurantje op, waar we even gaan lunchen. Dat ‘even’ lunchen kunnen we wel vergeten, het duurt een eeuwigheid voordat onze sandwiches geserveerd worden. De bediening is verre van vlot en wij zijn niet de enige Nederlanders die daarover klagen.
De Alp d’Huez is een grote toeristische attractie, de diversiteit aan kraampjes, winkels en restaurants kan mij eigenlijk niet echt bekoren.
Enkele uren na ons komt nog een Nederlands stelletje boven, die hebben maar liefst 3 uur over de klim gedaan. Bij bocht 1 ben ik hen nog voorbij gefietst en vanaf dat punt heeft het meisje moeten lopen. Zij was dan ook ‘total loss’, toen ze eindelijk de top bereikte. Totaal ongetraind de Alp bedwingen blijkt een onmogelijke opgave.
Klaas en ik hebben het klimvirus goed te pakken, want i.p.v. af te dalen, klimmen wij nog een stuk verder, zeker tot 2100 m hoogte. Dit extra stuk klimmen is meer dan de moeite waard, want de route en het uitzicht is fantastisch. Volgens de Michelin-kaart kunnen we nog verder omhoog, maar we vinden het nu wel mooi geweest.
Voordat we echt gaan dalen nemen wij en passant de col de Sarennes nog even mee en ik moet toegeven dat ik deze col van 1999 m echt op het tandvlees gehaald heb. Deze route blijkt zeer geschikt voor onze randonneurs, zeer zwaar terrein met losliggende keien en grote waterplassen. Vanaf de Sarennes is het afdalen geblazen en dat is een mooie afsluiting van ons middagje Alp d’Huez. Met een voldaan gevoel rijden we even na zessen de camping weer op.
Nu we ook de Alp bedwongen hebben, heb ik eigenlijk geen pijlen meer op mijn fietsboog. Wij kiezen er dan ook voor de volgende dag iets anders te gaan doen. Bourg d’Oisans is een leuk dorpje, maar i.p.v. een dagje rondhangen, willen we een fikse bergwandeling maken.
Deze avontuurlijke wandeling is zeker de moeite waard, maar het is voor mij misschien wel het meest zware onderdeel van de vakantie. Ik fiets blijkbaar soepeler omhoog dan ik loop en Klaas beschikt over precies de tegenovergestelde kwaliteiten.
Onze klimtocht begint met een aardige boswandeling, deze 4 km leggen we vrij vlot af, zodat we overmoedig worden en door willen lopen naar het Lac Lauvittel. De route naar het Lac is wonderschoon, maar het klimwerk op de route is geen kleinigheid. Ik heb de grootste moeite om mij letterlijk en figuurlijk staande te houden. We zetten door, want we zijn vastberaden om het Lac Lauvittel te bereiken.
Dit zeer grote bergmeer met fraai strand blijkt de moeite van het bezichtigen meer dan waard en het is er dan ook een drukte van jewelste. De volgende keer nemen we zwemkleding mee, want het meer nodigt wel uit tot een frisse duik.
Tijdens de terugtocht blijkt dat bergdalen minstens zo zwaar is als bergklimmen, zodat we voetje voor voetje naar beneden schuifelen . We zijn maar wat blij dat aan het einde van de route een restaurantje is. We kunnen er lekker bijkomen en onze kelen eens smeren.
De grote vraag is hoe ver zijn we nu nog van onze camping verwijderd? Na enig rekenwerk komen we er achter dat we nog een dikke 10 km te gaan hebben en dat we dichtbij onze opstapplaats van de fietsbus zijn. Het grootste deel van de route naar Bourg d’Oisans is vlak, maar de vermoeidheid heeft toegeslagen en we komen helemaal kapot weer op de camping aan.
Deze volledig geimproviseerde wandeling (na een dik uur lopen kwamen we toevallig op een toeristische wandelroute uit) is een gigantische ervaring, maar de afstand van ruim 25 km vind ik eigenlijk wel wat te veel van het goede.
Slopend
De dag is slopend geweest, maar we hebben ’s avonds na ruim 8 uur lopen wel een voldaan gevoel. Bourg d’Oisans biedt allerlei mogelijkheden tot sportief vermaak en we hebben twee onderdelen (fietsen en wandelen) in ieder geval goed meegenomen.
De laatste dag van onze vakantie doen wij het rustig aan, ’s morgens Bourg d’Oisans nog in geweest, waarna wij ons ’s middags in alle rust klaarmaken voor de terugreis. Op de valreep doen we nog wat inkopen bij de plaatselijke supermarkt, waarna we aan de slotkilometers beginnen. Het is weer bloedheet, zodat we het laatste stukje in stijl af kunnen leggen. Het is eigenlijk te warm om echt lekker te fietsen. In Les Ougiers staat de bus al voor ons klaar bij het bekende fietshotel AU BON ACCUEIL VENOSC. We zijn ruimschoots op tijd, zodat we nog op ons gemak de prima keuken van het hotel kunnen keuren. Dit hotel is een begrip voor wielrijders en dat is meer dan terecht
Tegen zessen zijn de chauffeurs van OAD reisvaardig en kan de terugreis beginnen. Na tussenstops in Annecy en Bourg en Bresse gaan we rechtstreeks naar Nederland. Even na half zeven passeren wij de grens en rond half acht zitten wij aan het AC-ontbijt in Nederweert.
Alles gaat zo voorspoedig dat wij voor tienen nog in Utrecht arriveren, waar wij pas na enen verwacht worden. Op het Centraal Station pakken wij snel de trein naar Leeuwarden, zodat we even na twaalven weer op het vertrouwde fietspad Leeuwarden-Hallum-Ferwert zitten. Wij zijn beiden een beetje ‘gaar’ zodat we rechtstreeks naar huis gaan.
Even na enen kan ik mijn fiets weer in de werkplaats zetten en is het tweede deel van de 100 cols route echt voltooid.
Tijdens deze route van Oloron Ste Marie naar Bourg d’Oisans hebben Klaas en ik maar liefst 50 van de 100 cols bedwongen (1500km). Het spreekt dan ook voor zich dit stuk meer indruk heeft gemaakt dan het traject Hagenau-Oloron Ste Marie en het heeft ons ook aanzienlijk meer moeite gekost. Deze vakantie is erg goed verlopen, we hebben de nodige ups and downs gehad, maar we zijn toch ruim binnen onze tijdslimiet in Bourg d’Oisans gearriveerd. Ons gemiddelde is honderd kilometer per dag geweest, met de tropische en vele hellingen een aardige meevaller. Op deze wijze hadden we zelfs nog tijd voor enkele rustdagen en zat er zelfs nog een rondje Alp d’Huez in. Ik heb dit jaar meer op het bergverzet gereden, hellingen boven de 10% kan ik met 38 tandjes voor niet halen, maar dat is met zoveel bagage geen schande.
We hebben gelukkig weinig averij opgelopen, twee lekke banden , beiden een buitenband vervangen en een paar kleine mankementen die door de fietsenmaker simpel verholpen konden worden.
De eerste drieduizend kilometer van de 100 cols hebben ons derhalve geen grote materiële problemen gegeven. Dit jaar is er wel een grote aanslag gepleegd op het uithoudingsvermogen van de coureurs.
Het verloop van de tocht van dit jaar geeft ons goede moed voor het slotstuk van volgend jaar. De ‘zwaarste fietstocht ter wereld’ moet tot een goed einde gebracht kunnen worden, want het resterende deel van de Alpen, de Jura en de Vogezen mag ons niet meer in de problemen brengen.
September
Vrijdag 8 september is het zover. Klaas en ik vertrekken met de bus naar Zuidoost Frankrijk om het laatste deel van de 100 cols tocht te voltooien.
Twee keer in juni/juli op vakantie is ons niet echt goed bevallen. Het eerste jaar vrij veel regen en het tweede jaar bijna tropische hitte. Klaas ziet bovendien een dubbel voordeel in een later vertrek. Koeler weer en veel meer trainingskilometers. Om meteen maar met de deur in huis te vallen, koeler weer hebben we zeker gehad, maar meer trainingskilometers niet echt.
Onze gezamenlijke voorbereiding bestaat uit vier dagen Duitse Eifel en wat toertochten in eigen land. Ikzelf ben verder nog een week naar Engeland/Schotland geweest en met al die ‘ hills and mountains’ van soms wel 20 % zorgden voor een behoorlijke hoogtestage. Met de Postbank heb ik verder nog de Amstel Goldrace en Rundum um den Henninger Turm gefietst.
Klaas was voornemens deze lange zomer veel op eigen houtje te trainen, maar dat viel wat tegen omdat het ook in eigen land bloedheet kan zijn.
Hoe dan ook 8 september gaan wij vol goede moed naar Utrecht om daar in de fietsbus richting Les Ougiers (nabij Bourg d’ Oisans) te stappen. Utrecht blijkt ditmaal de enige opstapplaats zodat we vlot de grens met België passeren. In de bus treffen we een praatzieke Amsterdammer, zodat de avond vooral gevuld wordt met sterke verhalen over dure camera’s met statief en wondersokken van ruim honderd gulden. Klaas en ik kunnen nog niet bevroeden dat we het tijdens onze vakantie nog veel zullen hebben over de waterdichte wondersokken van Peter.
Via Bourg-en-Bresse (daar stappen om half drie ’s nachts de eerste passagiers uit), Annecy (hier wordt Peter om vijf uur gedropt, hij meldt eerst nog een paar uur in zijn bivakzak te gaan pitten), Grenoble komt tegen achten Les Ougiers rap in zicht.
Wij zijn lekker vroeg aangekomen en gunnen ons dan ook alle tijd om in het bekende fietshotel Au Bon Accueil uitgebreid te ontbijten.
Lautaret
Tegen half tien is het dan zover, de tocht kan echt beginnen. Eerst op naar de Lautaret en daarvandaan linksaf naar de Galibier. Vanaf Les Ougiers naar de top van de Lautaret betekent een kleine 40 kilometer klimmen met een hoogteverschil van 1700 meter. Niet erg steil, maar zo nu en dan toch wel lastig. Klaas neemt mijn opmerking dat het alleen maar klimmen is, iets te letterlijk op. Tijdens een kleine afdaling is hij van de route afgeweken om rechtsaf een onbekende col te beklimmen. Na deze extra klimkilometers kiest hij weer het juiste pad, waar ik even verderop al geruime tijd sta te wachten.
Even na enen komen wij boven op de Lautaret, een mooie tijd om te lunchen. Na deze mooie lange aanloop kan het echte werk beginnen. Tijdens deze acht kilometer lange klim, merk ik al snel niet topfit aan deze vakantie te zijn begonnen. Een kou onder de leden en een slechte nachtrust zijn geen ingrediënten voor een snelle klimtocht. Bijkomstig voordeel is wel, dat Klaas vrijwel zonder moeite mijn wiel kan houden. Zo fietsen wij mooi gezamenlijk naar boven, ik los Klaas pas in de laatste kilometer, maar dat stuk van 12% mag er dan ook wel wezen.
Vanaf de Lautaret hebben wij een dik uur werk gehad om de top van de Galibier te bereiken, geen gekke prestatie.
Boven op de top trekken we goede warme kleding aan en laten ons maar vallen richting Valloire. Met een gangetje van 55/60 km komen we daar lekker snel aan. In Valloire even stempelen en twee crêpes verorberd, daarna door naar de col du Telegraphe. Van deze kant af stelt de klim niet zoveel voor en we zijn dan ook in een mum van tijd boven. Hierna is het alleen maar afdalen naar St.Michel-de-Maurienne. Het is nog geen zes uur en we besluiten dan ook nog een klein eindje door te fietsen richting Modane. Halverwege de weg naar Modane in Orelle is een camping die het einddoel voor onze eerste fietsdag wordt. Het laatste stuk vals plat naar de camping is behoorlijk pittig, maar tegen zeven uur arriveren wij op de plaatselijke camping.
Na ons opgefrist te hebben gaan we op zoek naar een warme hap. Dat valt vies tegen, Orelle blijkt een ‘gat’ te zijn en er is weinig open. De plaatselijke kroeg biedt niet meer dan ‘sandwiches jambon ou fromage’, daar hebben wij onze honger maar mee gestild.
We gaan vroeg onder zeil om de volgende ochtend naar Modane te fietsen om daar ons ontbijt op te scharrelen. Tien kilometer fietsen, maar met vals plat en een straffe oostenwind tegen duurt het geruime tijd voordat Modane in zicht komt. In het dorp zelf kan Klaas de eerste lekke band van deze vakantie noteren, zodat we pas tegen koffietijd aan de baguettes zitten.
Deze eerste hele vakantiedag is niet bepaald de eenvoudigste, bijna de hele dag met wind tegen over allesbehalve vlakke wegen en als klap op de vuurpijl de beklimming van de Col de l'Iseran. Tien kilometer voor het begin van deze reuzenberg nog even de laatste inkopen gedaan en geluncht in Bessans. Daarna vrij snel door naar Bonneval waar de 16 kilometer lange beklimming naar de Iseran begint. We klimmen van1835 naar 2770 meter hoogte en dat blijkt voor ons een heel karwei. Gemiddeld niet meer dan 6% steil bezorgt ons de nodige problemen. Ik hoop binnen twee uren boven te zijn, maar dat is lang niet haalbaar. Ik kom vaak niet boven de acht km per uur uit, zodat het al met al een uurtje langer duurde voordat we de top bereiken. Zeker de laatste 1,5 km heb ik sterke twijfels of ik wel fietsend boven zal komen. Dat lukt wel, maar ik haal het op mijn tandvlees. Klaas heeft onderweg de fiets wel eens in de hand genomen, maar dat is geen schande.
We hebben de hele dag zeldzaam mooi weer gehad, maar bovenop de top is het bitter koud. Het restaurant heeft bijna sluitingstijd, zodat er weinig tijd is om lekker op te warmen. Een mars en een cola moet ons voldoende energie voor de afdaling leveren. Voor de afdaling goed aangekleed (thermojack, handschoenen en oorwarmer). De weg naar Val d’ Isere gaat vervaarlijk steil naar beneden. De plaatselijke camping kan ons niet echt bekoren zodat we doorfietsen. Drie mountainbikende Duitsers melden ons dat er 8 kilometer verderop een camping is. Klaas en ik fietsen dan ook maar verder naar de Barrages de Tignes (een zeer tunnelrijke route). Vlakbij het stuwmeer vinden in Les Brévières inderdaad een camping. Vlak voor ons zijn er net een achttal motorrijders gearriveerd, waardoor er toch nog iets van bedrijvigheid is op deze kleine camping is. Les Brévières is op zondag een weinig bruisend dorp er is echt helemaal niets geopend. Onverrichter zake gaan we terug naar onze tent, gelukkig heb ik in Bessans nog een rol beschuit gekocht, zodat we toch nog iets eetbaars hebben.
Cormet de Roselend
De volgende ochtend worden we gewekt met regen en een vroege start zit er dus niet in. We kiezen er dan ook voor om eerst in het dorpje iets te gaan eten en daarna terug te keren om ons boeltje in te pakken. De tent kan zo nog mooi even drogen. Even na negenen stopt het met regenen. Ook op maandagochtend heeft het gehucht Les Brévières weinig te bieden en met slechts koffie en een Milky Way in onze magen keren wij terug naar onze tent.
Rond half twaalf vertrekken we maar weer en dalen in de motregen af richting Bourg-St.Maurice. Na dit stadje begint de Cormet de Roselend en het lijkt ons dan ook raadzaam om hier te gaan lunchen en nog wat proviand voor onderweg in te slaan. De pizza wordt razendsnel naar binnen gewerkt en we aarzelen nog even of we een tweede portie zullen bestellen. Gezien het prijskaartje zoeken we toch maar ons heil bij de bakker.
Als we het goede weer genoten hebben kunnen we beginnen met de volgende lange klim. De Roselend is twintig kilometer lang, maar niet zo steil als onze klim van gisteren. Ruim 1100 meter hoogteverschil, maar we klimmen toch in een lekker tempo naar boven. Op de top treffen we een Engelse mountainbiker waar we nog even leuk mee babbelen.
Na nog enkele foto’s gemaakt te hebben is het de hoogste tijd om af te dalen naar Beaufort. Zoals gebruikelijk kleden we ons weer goed warm aan en laten ons twintig km lang vallen naar Beaufort. Met het plaatsnaambordje in zicht rijdt Klaas lek, zodat het nog even duurt voordat we ons einddoel van de dag bereiken. Bij Klaas zit de schrik er wel even goed in, hij is bang voor meer lekke banden en durft niet zo snel meer te dalen. Hij vreest teveel bagage achterop te hebben, waardoor hij extra kwetsbaar is.
Afdalen met veel bagage (zoals wij) is in Frankrijk toch al geen pretje omdat de wegen vrij slecht zijn. Automobilisten houden over het algemeen goed rekening met wielrijders, maar je moet alert zijn op gaten, kuilen, stenen en los grit. Racefietsers knallen met meer dan 80 km/u naar beneden, aan zulke snelheden zullen wij ons nooit wagen. Het risico van schuivende bagage is te groot. In Beaufort zoeken wij een plekje op de plaatselijke camping. ’s Avonds heerlijk gegeten in een gezellig familiehotel. Onder het eten treffen wij twee Brabanders die ook met de 100 cols tocht bezig zijn. Naar later blijkt hebben we mekaar een dag eerder in Modane ook al gezien. Zij reizen wat comfortabeler van hotel naar hotel en hebben zodoende heel wat minder bagage nodig. We wisselen enthousiast onze wielerervaringen uit en laat mijn eten bijna koud worden.
Wintersport
’s Nachts en ’s morgens vroeg regent het, zodat we ook deze dag niet echt haastig zijn om te vertrekken. Eerst ontbijten we in Beaufort. Terwijl wij ons stokbrood naar binnen werken, fietsen de Brabanders al richting Col des Saisies. Zij roepen nog tot ziens, maar de Friese pakezels hebben het duo niet meer kunnen achterhalen. Op zich geen wonder want wij beginnen bijna anderhalf uur later aan de 15,5 kilometer lange klim.
Een klim zo vroeg op de route hakt er direct goed in. Het is vrij fris en ik presteer het dan ook om met mijn thermojack aan te fietsen. Les Saisies is een echt wintersportoord, dus volop restaurantjes en terrasjes. Gezien de lage temperaturen gaan we ergens naar binnen om met twee koppen warme chocola even bij te komen. Daarna afdalen naar Flumet, na de lunch weer voldoende op krachten gekomen om aan de col des Aravis te kunnen beginnen. Twaalf kilometer klimmen met nog geen 600 meter hoogteverschil, we hebben wel eens voor hetere vuren gestaan. Ik vind het de hele dag allesbehalve warm, maar dat klimt ook wel zo lekker. Bovenop de col is het een drukte van jewelste, veel dagjesmensen, maar ook complete busgezelschappen. In een restaurantje drinken we citroenthee en maken we maar weer enkele overheerlijke crêpes soldaat.
Vanaf de Col des Aravis is het eigenlijk alleen maar dalen tot Annecy, de veertig kilometer die ons nog van deze stad scheiden, zullen we niet snel vergeten. De lucht kleurt gevaarlijk inktzwart en er breekt dan ook een gigantische hoosbui uit. We maken ons toch maar reisvaardig, warme kleding aan inclusief regenpak. Zeven kilometer verderop een controlestop in La Clusaz, de warme chocola gaat er goed in. Het ziet er niet naar uit dat het vandaag nog droog gaat worden, daarom willen we toch maar zo snel mogelijk doorfietsen naar Annecy. Na een klein anderhalf uur in de stromende regen fietsen, met nog een klein klimmetje tussendoor, komt Annecy in zicht. In deze stad het centrum gezocht en uiteindelijk in de jeugdherberg onderdak gevonden. Uitgebreid gegeten in gezelschap van een grote groep scholieren en ’s avonds aan de bar nog een paar pilsjes gedronken.
Jura
De volgende dag fietsen we richting Col du Grand Colombier. De weergoden zijn ons ook ditmaal niet gunstig gezind, zodat we er geen zin in hebben om er een lange dag van te maken. Het is nogal een klus om de stad uit te geraken, eenmaal op het goede spoor, komt de eerstvolgende beklimming al weer rap in zicht
Met Annecy hebben de Alpen definitief achter ons gelaten en de Col du Clergeon is dan ook de eerste Jura-col. Deze bijna twaalf kilometer lange berg mag er wel wezen, al in het begin is het klimmen geblazen. Het duurt dan ook wel even voordat we boven zijn. Het is de hele dag koud en nat en de spekgladde afdaling van de Clergeon naar Ruffieux is dan ook geen pretje. Na Ruffieux volgt nog een vlak stukje naar Culoz. Het is ondertussen half vier geworden, de hoogste tijd om te beslissen of er nog verder gefietst moet worden. Enerzijds willen wij zo snel mogelijk aan de Colombier beginnen, anderzijds hebben we het ook wel weer gehad voor vandaag. Doorslaggevend is uiteindelijk het feit dat we eigenlijk geen idee hebben waar we na de Colombier de nacht moeten doorbrengen. We lopen nl. het risico dat we na de col een heel eind moeten doorfietsen om een dorp van enige betekenis tegen te komen. Derhalve besluiten we een hotelletje in Culoz op te zoeken. We vinden een schappelijk geprijsd gastenverblijf en de eigenaar is overvriendelijk. In een plaatselijk restaurantje heerlijk boeuf gegeten. Smakelijk klaar gemaakt en een riante portie.’s Avonds bel ik even naar huis, daar blijkt het weer heel wat beter.
De volgende ochtend beginnen wij even na half tien aan de 18 kilometer lange beklimming van de Col du Grand Colombier. We hebben ontzag voor deze klim, maar hij valt behoorlijk mee. In dik twee uur tijd bereiken wij de Auberge waar we een controlestempel halen, dat valt een uurtje mee. De klim bestaat eigenlijk uit twee delen, eerst 7 kilometer behoorlijk klimmen, dan twee km vals plat en nog een slotstuk van 9 km. In het laatste traject zit nog een stukje van 14%, maar zelfs dat is voor ons ditmaal goed te doen. Voor het middaguur zitten we derhalve al aan de lunch in de Auberge en dat is een meevaller. Na de Auberge is het nog 1,5 km naar de echte top. Tijdens het eerste deel van de klim hebben we in de mist gefietst, het is ondertussen helemaal opgeklaard zodat we bovenop de top een fraai uitzicht hebben.
De Grand Colombier biedt een lekkere afdaling, maar sommige stukken zijn zo steil dat we bijna stapvoets naar beneden moeten. In Virieu-le-Petit 7 kilometer onder de top, zoeken we een stempelplaats. De stempelplaats vinden we niet, de zoekactie kost Klaas wel bijna zijn sjaal. Hij laat hem achter op het dorpsplein, maar wonder boven wonder worden wij 6 km verderop voorbij gereden door een automobiliste die ‘de verloren sjaal’ omhoog houdt.
Even later dient de volgende klim zich alweer aan, de Col de Richemond. Deze col mag eigenlijk geen naam hebben, maar dat zul je dan net zien, deze klim bezorgt mij meer problemen dan de Grand Colombier. Na ook dit obstakel genomen te hebben, kunnen we weer verder afdalen. Een stempelstop in Billiat, we komen na 50 km weer eens in de bewoonde wereld. Vervolgens op naar St Claude, vlak voor dit stadje eerst nog de Col de Croix de la Serra bedwongen een kort, maar pittig klimmetje. Na deze aardige klim pijlsnel naar beneden. De laatste kilometers zijn behoorlijk steil, Klaas heeft zijn ‘ lekke banden-syndroom’ zeker van zich afgeschud, want ik kan hem lang niet bij houden.
Vlak voor St Claude zoeken we de camping op. Vandaag is het niet warm geweest, maar in ieder geval wel droog, een hele luxe……Vlakbij de camping in een chic restaurant gedineerd.
Het eten is prijzig maar de portie nogal karig, zodat we met een katterig gevoel naar de camping terug gaan. In de tent nog maar wat chocola en nootjes soldaat gemaakt.
Remblokjes
De volgende ochtend worden we weer traditioneel met regen gewekt. Daarom gaan we maar rustig van start, bovendien wil Klaas nog naar de fietsenmaker voor nieuwe remblokjes. In eerste instantie lijktde fietsenmaker gesloten, maar even na half elf gaan ook bij hem de luiken open en wordt Klaas razendsnel van vier remblokjes voorzien. Wij gaan we terug naar de camping om ons weer startklaar te maken. In het begin bedwingen wij de lastige Cote de Cinquetral, maar daarna gaat het vrij makkelijk richting Morez. In Morez houden we een korte pauze en halen een controlestempel. Via de col de la Savine een kort klimmetje op weg naar Mouthe. Het is ondertussen mooi weer geworden en we krijgen er ook echt zin in. Vanaf Mouthe volgt er een glooiende route over hele rustige wegen met zo nu en dan fikse hellingen en afdalingen. Zo ga je nauwelijks 10 km omhoog en nog geen kilometer later knal je weer met ruim 50 km naar beneden.
Ons einddoel voor vandaag is Levier, waar we eigenlijk de camping willen opzoeken. Het wisselvallige weer zorgt ervoor dat we er voor kiezen om toch maar een hotel te nemen. Het is ook wel zo handig gezien de late aankomsttijd. We krijgen in het hotel een eenvoudige maar zeer overvloedige maaltijd voorgeschoteld. Witte bonen in tomatensaus met knakworst, we eten er zoveel van dat het ons de volgende ochtend in de beklimmingen behoorlijk opbreekt.
We kunnen ’s avonds wel lekker onze kleding laten drogen en dat blijkt wel nodig, want de volgende ochtend regent het weer eens. Klaas en ik verheugen ons al op een rustdag in het komende weekend en willen vandaag nog een behoorlijk traject afleggen. We willen proberen in een dag naar Ronchamps/Champagney te fietsen. Het betekent wel 140 km doortrappen, maar dat moet in dit deel van de Jura mogelijk zijn. Vandaag weinig cols, in het begin wel een aardig côte-je, maar we komen vrij fit en droog !! in onze volgende controleplaats (Sancey) aan. Vlak voor l' Isle-sur-le-Doubs begint het opnieuw te regenen, gelukkig is het nu slechts een buitje. In het dorp zelf even gefoerageerd, waarna we verder gaan richting Ronchamps.
Ditmaal geen grote cols, maar het is geen meter vlak, mooie kleine kronkelweggetjes voeren ons door kleine tot zeer kleine plaatsjes. Vlak voor Saulnot raken wij het spoor behoorlijk bijster, maar met Franse hulp komen we weer op de route. Ik vrees intussen wel dat Ronchamps niet meer gehaald zal worden. Echter Klaas weet van geen ophouden, zodat we toch maar even doorfietsen. Vlak voor het dorp vinden we nog een onverwacht steil klimmetje op onze route, maar even voor half acht rijden we toch Ronchamp binnen. Onze camping is in Champagney, maar we gaan eerst even in Ronchamps lekker dineren. We vinden een leuk restaurant, waar de bediening vlotter had gekund. Het duurt dan ook geruime tijd voor ik mijn hoofdgerecht voorgeschoteld krijg. De volgende keer de entrecote maar niet weer ‘ bien cuit’. Het eten is gelukkig prima en we raken aan de praat met een echtpaar uit Belfort. In half-Duits en half-Frans ontspint zich een geanimeerd gesprek. Het gezellige onderonsje levert ons nog een gratis bakje koffie van de buren op. Het is ondertussen 22.00 uur geworden, maar daar malen we niet om. Nog even een klein stukje doorfietsen naar Champagney en tegen half elf hebben wij een lekker plekje op de camping gevonden.
Zondag 17 september doen we het lekker rustig aan, eerst maar eens heerlijk uitslapen, rustdag. Rond half elf te voet naar Champagney om daar de bakker maar eens op te zoeken. Op het dorpsplein ontbijten we heerlijk uitgebreid. Daarna keren we terug naar de camping om de droge was van de lijn te halen en de nieuwe was uit te hangen. Ook slaapzakken en slaapmatjes in de zon gelegd.
Het is vandaag stralend mooi weer (een beetje wrang), maar toch wel lekker. ’s Middags op de fiets naar Ronchamps, daar bezoeken we een auto- en motorenshow. Er zijn diverse modellen, Franse types, maar ook Porsches, Buick, Bentley en Mercedes zijn vertegenwoordigd. Veel mensen op deze beurs en Klaas laat zich nog verleiden tot de aanschaf van een mooi Gitane windjack.
Na de beurs nog even door het dorp geslenterd en dan maar weer op de fiets terug naar de camping. Overdag hebben wij al ontdekt dat er in Champagney een rijdende pizzeria is en daar halen we ’s avonds dan ook onze warme hap. De pizza smaakt zo goed dat de hongerige heren nog een portie bestellen. In het plaatselijke café drinken we nog een paar pilsjes waarna we de tent weer opzoeken.
Les Ballons
De volgende ochtend wachten ons de Ballon d’Alsace en de Grand Ballon, dus willen we wel een beetje fit zijn. We staan lekker vroeg op en even na half negen zitten we in Champagney al weer aan de baguette. Vijftien kilometer verderop vlak voor de Ballon d’ Alsace bij de supermarkt nog even wat krachtvoer naar binnen gewerkt en nog wat noodvoorraad ingeslagen. De Ballon d’ Alsace is wel aardig lang, maar niet erg steil. De 16 kilometer lange klim leggen we dan ook binnen twee uren af. Het is weer lekker zonnig en we hebben op de top een fraai uitzicht. Zoals gewoonlijk is het wel fris, zodat we ons maar weer warmen aan de chocola. Na de klim volgt een afdaling van krap 10 kilometer. We zijn in no time in St Maurice-sur-Moselle en slaan daar rechtsaf richting Grand Ballon. Na een kleine 10 kilometer nog een klein colletje, even verderop zowaar een fietspad van maar liefst 8 kilometer lengte tot St Amarin. In dit dorpje moeten we de grote weg weer op, terwijl we net de smaak van het mooie kronkelende fietspad te pakken hebben.
In Willer sur Thur slaan we linksaf en daar begint onze laatste echte grote klim. Ruim 15 kilometer klimmen met 1000 meter hoogteverschil, dat belooft weer heel wat. De klim valt echter bijzonder mee, ik heb alleen pech met een afloper. Ik heb geen zin om halverwege de klim mijn band te verwisselen, zodat ik pompend omhoog ga. Mijn ongemak komt Klaas wel goed uit, hij kan zo aardig bij me in de buurt blijven. De laatste twee kilometer krijg ik het aardig moeilijk, zo vaak van de fiets afgeweest dat mijn cadans danig verstoord is. Bovenop de col eerst even bijgetankt, daarna tijd om bandje te verwisselen. Dat gaat minder snel dan verwacht, daar ik tot overmaat van ramp geen passende binnenbanden blijk te hebben meegenomen. Klaas brengt redding zodat we toch fietsend richting le Markstein kunnen.
Op de Ballon d’ Alsace was het nog o zo mooi weer, op de Grand Ballon is het knap mistig. Van de wonderschone Route des Crêtes hebben wij dan ook weinig gezien. De weg naar Le Markstein is onder deze omstandigheden geen pretje. Het stuk van 7 kilometer hebben we net zoveel geklommen als gedaald, zodat we slecht in ons ritme komen. Vanaf Le Markstein gaan we naar de Col de la Schlucht, met helder weer een lust voor het oog, nu moeten we ons behelpen met grijze en grauwe luchten. Bovenop de Schlucht uitgebreid gegeten (quiche en spaghetti), alvorens we afdalen naar Munster waar we onze tent opzetten. Het eten neemt nogal wat tijd in beslag, zodat we in het donker moeten afdalen. Ik vind het nogal link, maar we komen toch veilig op plaats van bestemming aan (wel eens een binnenbocht genomen).
Dankzij 'de man met de hamer’ krijgen wij ook hier onze tentharingen vlot in de grond, zodat we even na tien uur plat kunnen.
Binnenbandjes
Dinsdag 19 september gaan we rond negen uur naar het centrum van Munster om ons ontbijt op te scharrelen. Daarna op naar de fietsenmaker, want we kunnen nog wel wat binnenbandjes gebruiken.
Deze Vogezen-etappe belooft niet extreem moeilijk te zijn, nou dat valt dus goed tegen. Meteen in het begin hebben we al de nodige moeite met de Collet du Linge, deze vrouwelijke col is minstens zo zwaar als haar manlijke voorgangers. Het is weer koud en mistig, geen pretje om naar boven te fietsen. Onderweg passeren we nog een Evangelisch Centrum, wij denken geen ‘hulp van boven’ nodig te hebben en we pedaleren vrolijk verder. Boven de Collet rusten we even uit, waarna we afdalen naar Col du Wetstein. Na deze Col klimmen we lekker door naar Col du Calvaire. Twee kilometer voor de top pauzeren we even ter hoogte van Lac Blanc, een prachtig meer, maar komt bij mooi weer beter tot haar recht. Na Col du Calvaire dalen we af naar le Bonhomme, daarna rechtdoor naar Col du Pre des Raves. Dit op papier kleine klimmetje blijkt een fikse kuitenbijter van 6 km lengte. Na ook deze hobbel genomen te hebben, dalen we af naar Ste. Marie-aux-Mines.
In dit stadje lunchen we heerlijk, waarna we met de beklimming van de gelijknamige col kunnen beginnen. Tijdens deze 5 kilometer lange klim begint het weer te regenen, zodat ons humeur er niet beter op wordt. Echt gemakkelijk is de col niet, zodat het wel even duurt voor we de top bereiken. Hierna volgt weer een spekgladde afdaling, iets waar we zo langzamerhand wel aardig aangewend zijn. Onderweg passeren wij Gemaingoutte, een dorpje waar ik in 1992 met Finn Aidt gekampeerd heb. De camping ziet er onder deze omstandigheden bijzonder troosteloos uit, zodat we maar snel verder fietsen.
Via Bertrimoutier fietsen we verder naar Provenchères, hier halen we nog even een controlestempel. Gezien het slechte weer zijn we van plan vandaag niet zo lang meer door te fietsen. Ik bel in het plaatsje nog even naar Nederland, daar blijkt het weer nog steeds goed te zijn…..
Het dichtstbijzijnde hotel blijkt op dinsdag gesloten, zodat er niets anders rest dan door te fietsen naar Col de Steige nog een heel eind in de stromende regen. Tot overmaat van ramp rijd ik weer lek, uit pure frustratie flikker ik mijn binnen- en buitenband in het ravijn (milieuvriendelijk is Frankrijk toch niet!!!). Na alles weer vervangen te hebben, kunnen we weer door. In de duisternis kunnen we ons slecht orienteren, maar volgens de fietscomputer hebben we nog zo’n tien kilometer voor de boeg. Het klopt aardig en rond half negen arriveren we op col de Steige. Daar aarzelen we niet lang en we reserveren meteen het gelijknamige hotel. We kleden ons snel om en schuiven nog even lekker aan in het restaurant.
Ook deze avond kruipen we vroeg onder de wol, we zijn zo langzamerhand van plan om na Haguenau linea recta naar Nederland te gaan. Het oorspronkelijke plan was om een fraaie lus door de Vogezen te maken en via Luxemburg en België huiswaarts te gaan. Het slechte weer en onze fysieke gesteldheid weerhouden ons van dit nobele streven.
Laatste etappe
Woensdag 18 september vertrekken we weer in de stromende regen naar de Col de la Charbonière, een behoorlijk heavy klim. Dit had ik kunnen weten want de top is slechts 3 km verwijderd van de Champ du Feu, een loodzware klim die in 1992 al eens getrotseerd heb.
Onder barbaarse omstandigheden fietsen wij naar boven, waar de zoveelste linke afdaling op ons wacht. Tussendoor nog een klein klimmetje naar de col du Kreuzweg, dan weer dalen naar Le Hohwald. In dit dorp begint de laatste officiële klim. Volgens onze tabel stelt het niks voor, maar het is toch 3 km zwoegen om de top te bereiken. Na de cote de Welschbruch op weg naar Mont Ste.Odile. Dit moet een fantastische route zijn, maar door het slechte weer hebben wij het niet op de juiste waarde kunnen schatten.
In het klooster van Ste Odile geluncht en weer een beetje op temperatuur gekomen. De afdaling naar St Nabor mag er onder deze omstandigheden weer wezen. Klaas en ik moeten alle zeilen bijzetten om heelhuids beneden te komen. Via Ottrot gaat het nu over vrij vlakke wegen naar Haguenau. Even voorbij Truchtersheim nog even gestopt voor een warme kop chocola.
Wij passeren veel schilderachtige dorpjes, met mooi weer zouden wij menig dorpspleintje bezocht hebben. Nu kiezen we ervoor om zo snel mogelijk door te fietsen naar Haguenau.
In Haguenau regent het nog steeds, zodat een stijlvolle afsluiting van onze 100 cols tocht er niet in zit. We kiezen bewust voor een kampeerfietsvakantie, maar tijdens de laatste tocht hebben de weergoden ons wel zwaar op de proef gesteld. De camping laten we dan ook maar voor wat het is en gaan via de VVV op zoek naar een hotel. In hartje centrum vinden we een geschikt hotel waar we een lekkere warme douche nemen. ’s Avonds lekker gechineesd en daarna nog even op stap geweest. Klaas heeft ’s avonds problemen met de ‘flappentapper’. Het apparaat geeft keurig Franse Francs, maar geeft zijn pasje niet meer terug. De volgende ochtend reclameert Klaas bij de bank, maar de bediende kan slechts melden dat het wel een week of drie zal duren voordat Klaas weer over zijn pasje kan beschikken. Behoorlijk krankzinnig dat het zo lang moet duren om je eigen pasje terug te krijgen.
We maken ons vervolgens op voor een toeristische route naar Karlsruhe. Mede dankzij de hulp van een vriendelijke dame van het plaatselijke VVV heb ik een leuke toeristische route kunnen uitstippelen richting Duitse grens. Wij bevroeden nog niet dat er onderweg overal wegwerkzaamheden zijn, dat is wat minder prettig. Verder is de laatste etappe alleszins de moeite waard. Onderweg ziet Klaas de doorgang versperd door een zandauto en ik ga even verderop tegen het asfalt, omdat mijn pedalen blokkeren door het vele zand en modder. Terwijl ik weer overeind krabbel, krijgt ook Klaas weer vrije doortocht zodat we weer verder kunnen.
Vijf kilometer verder is er een wegomleiding waar ik dankbaar gebruik van maak. Ik voel er weinig voor om nog eens onderuit te gaan, ik zit nu al onder de schaafplekken. De omleiding zorgt er wel voor dat we behoorlijk uit koers raken en ik mijn route helemaal om moet gooien. Niet Wisembourg maar Seltz is nu de plaats waar we gaan lunchen. Vanaf Seitz op weg naar Lauterbourg. In dit dorpje maak ik de kapitale fout door de borden Allemagne te volgen i.p.v. het bord naar het pontje over de Rhin. We fietsen nu een heel stuk verder zonder eigenlijk te realiseren waar het toe leidt. In Kandel komen we er achter dat we veel te noordelijk zitten. Voor de laatste kilometers nog maar even een Duitse kaart gekocht, de kaart blijkt al snel waardevol als we even verderop compleet verdwaald zijn. Nu ontdek ik een toeristische route naar Worth waarna de weg naar Karlsruhe een koud kunstje is.
In Karlsruhe eerst richting station om treinkaartjes voor de volgende dag te reserveren. Rechtstreeks naar Leer lukt niet, de treinen zijn of volgeboekt of bieden geen plaats aan onze rijwielen. Uiteindelijk biedt de vijfde variant met overstappen in Hannover de oplossing. ’s Morgens om 6.43 uur vertrekken, waarna we om half drie in Leer aankomen en vanaf Leer fietsend naar de Nederlandse grens. Vanaf de grens weer met de trein door naar Leeuwarden.
In het stationsrestaurant van Karlsruhe gegeten, door de trage bediening is onderhand half negen geworden. Ik wil gaan kamperen, maar dan moeten we de volgend ochtend nog vroeger uit de veren, dus kiezen we ervoor om maar een hotel op te zoeken. Veel hotels zijn al volgeboekt, maar voor 90 DM vinden we toch nog onderdak.
De volgende ochtend vroeg op en om kwart voor zeven de trein naar Hannover gepakt. Onderweg stapt een Duitser van middelbare leeftijd bij ons in de coupe. Deze sportieve inwoner van Stuttgart blijkt behoorlijk praatziek, want hij houdt ons tot Hannover aardig bezig. Hij is onderweg naar Kiel waar hij de volgende dag een 100 km loop mee zal doen. Op de terugreis gaat hij nog even in Duren aan, daar wil hij nog de marathon lopen. Honderdveertig kilometer in een weekend lopen lijkt ons rijkelijk veel, maar onze Gunther maalt er niet om. Naast lopen blijkt ook fietsen een hobby van hem te zijn, zodat we onze sportieve ervaringen kunnen uitwisselen.
In Hannover stappen wij over in de trein naar Leer, waar wij ’s middags om half drie arriveren. In Leer nog wat gegeten en op de fiets door naar Nieuweschans. Ook vandaag weer tegenwind, maar hier is het wel vlak. Na anderhalf uur fietsen bereiken wij Nieuweschans, vanaf Bunde hebben we een toeristisch fietspad gevolgd. In Nieuweschans blijken we net te laat voor de trein naar Groningen zodat we doorfietsen naar Winschoten. In Winschoten eerst even pinnen, zodat we pas rond half zeven bij ‘it peerd van ome Loeks, aankomen. Een klein uurtje later komen we op station Leeuwarden aan, en kunnen we weer voet op Friese bodem zetten. Nu nog een klein uurtje naar huis fietsen en de 100 cols tocht zit er echt op.
Kou en regen
Het laatste jaar hebben we veel koude en natte dagen gehad. We raken daardoor snel opgebrand en hebben geen zin om onze trip nog te verlengen. In de Jura hebben wij nog het mooiste weer getroffen, zodat we er ruim 100 km per dag hebben kunnen fietsen. In de Alpen hebben wij het ronduit slecht getroffen, veelal ’s nacht en ’s morgens regen, soms ook onderweg zoals op weg naar Annecy en verderop naar Culoz. In de Vogezen troffen wij het ook bar en boos, eigenlijk geen enkele mooie dag. Dat is erg zonde, omdat de Route des Lacs en vooral de Route des Cretes wonderschoon zijn.
Reisschema
Het weer heeft een kleine invloed gehad op het reisschema en een grote invloed op de reisduur. De Alpen nemen een dag langer in beslag dan gepland, de overige dagen gingen aardig volgens schema. Dat gaat overigens wel ten koste van de ontspanning, vaak pas ’s avonds laat op de camping of in het hotel aangekomen. Het weer lokt ons dan ook niet om lekker in Frankrijk te blijven.
Rustdag
De mooiste dag van de vakantie hebben wij zondag 18 september in Ronchamps/Champagney. Deze dag hebben wij echter nodig om bij te komen van onze inspanningen, zodat we die dagen weinig activiteiten ontplooid hebben.
Gezondheid
De kou en regen tijdens onze laatste vakantie zijn funest geweest voor mijn gezondheid. Klaas was wat beter tegen het slechte weer bestand, maar na 1 week in hetzelfde tentje hebben we het beiden goed te pakken.
Zwaar
De Col de l’ Iseran is de zwaarste klim geweest van onze laatste vakantie, een andere grote joekel Col du Grand Colombier heeft ons veel minder moeite gekost dan we verwachtten.
Het ‘dak’ van de Vogezen, de Grand Ballon valt ons reuze mee, maar een lekke band in de beklimming zorgt ervoor dat ik behoorlijk uit cadans raak.
Het laatste jaar weet Klaas mij in de meeste beklimmingen aardig te volgen, tijdens de beklimming van de Galibier bijv. zo goed, dat ik hem pas in de slotkilometer (12%) los.
Tijdens lange beklimmingen (15-20 km) stoppen wij zo om de drie kilometer om ‘bij’te komen en om uit te rusten.
Kleding
De laatste vakantie hebben we meer warme kleding aangehad dan de jaren ervoor. Alleen in wielerbroek en –shirt is amper mogelijk. Vaak met lange broek, regenjack en/of thermojack gefietst. Bergop fietst Klaas vaak zonder jack, maar hij is dan ook veel warmbloediger dan ik.
5000 km
Met het binnen fietsen van Hagenau komt een einde aan onze 4000 kilometer toertocht door Frankrijk. Klaas en ik hebben overigens ruim 5000 km gemaakt om de 100 cols te voltooien. Of het de zwaarste tocht ter wereld is durf ik niet te onderschrijven, maar ik weet wel dat ie heavy is.
Veel fraais
Lange beklimmingen, korte venijnige hellinkjes, spectaculaire afdalingen, enkele vlakke wegen, soms heuse fietspaden, de route heeft veel fraais te bieden.
Het hooggebergte is een hoofdstuk apart. Bijna drie uur achtereen klimmen (bijv. Tourmalet, Mont Ventoux, Bonnette en de l’Iseran is een bijzondere ervaring, maar het halen van zo’n col geeft een enorme kick. Vaak is het uitzicht vanaf de top onbeschrijflijk mooi.
Alle streken hebben hun eigen bekoring, maar de Cevennen hebben op mij de meeste indruk gemaakt. Deze streek biedt veel klimwerk, maar ook veel natuurschoon en fraaie pittoresque dorpjes.
Niet goedkoop
Frankrijk is geen goedkoop fietsland, zeker niet voor dorstige sportievelingen. Twee knaken voor een glas cola is wel erg veel. Warm eten & wijn zijn daarentegen schappelijk geprijsd, voor drie tientjes een complete maaltijd. Tijdens het fietsen kan de dorst het beste gelest worden met water uit een van de vele bergbeekjes*) of door even aan te sterken bij de supermarkt.
Wisselvallig weer
In drie jaar Frankrijk hebben wij heel wat gezien en meegemaakt. Behalve de ruim 100 cols heeft het erg wisselvallige weer ons goed bezig gehouden.
In 1993 hebben we erg wisselend weer gehad, 1994 is overwegend te warm en 1995 te koud en te nat. Het weer heeft een grote rol gespeeld bij onze dagindeling. Bij warm weer streven we er naar om voor achten, soms al voor zessen op de fiets te zitten. Een siësta is dan ’s middags wel aan te raden. Bij nat weer heeft een vroege start geen zin en gebruiken we de ochtend om onze tent en spullen te laten drogen.
Training
Het fietsen van de 100 cols tocht heeft ons in ieder geval drie gedenkwaardige vakanties opgeleverd. Een echt goed opgezet trainingsschema hebben we niet gebruikt, hoewel dat wel aan te bevelen is. Het eerste jaar gaat mijn voorbereiding door een botsing met een brommer de mist in, het laatste jaar heb ik veel tijd gespendeerd aan andere activiteiten zoals het schrijven van een jubileumboek voor de locale voetbalclub. Klaas ziet zich in trainingsdrift veelal gestuit door de ‘koperen ploert’, zodat hij de laatste jaren minder trainingskilometer heeft gemaakt dan hij wenselijk achtte.
46 dagen
Klaas en ik zijn er toch in geslaagd om de 100 cols tot een goed einde te brengen. De tocht zelf heeft in totaal 46 fietsdagen gevergd, gezien de behoorlijke hoeveelheid bagage en het gebruik van tent geen slechte prestatie. Dankzij de tent zijn wij erg vrij geweest in het vinden van een slaapplaats, maar er zijn momenten geweest, dat wij onze slaapplek vervloekt hebben. Ochtenden achtereen met ‘getik’ wakker worden heeft een zwaar stempel op de tocht gedrukt.
*) [Drinken uit bergbeekjes is niet aan te raden. Het water is vaak al honderden meters onderweg vanaf hoger gelegen weides waar vee graast. Urine en uitwerpselen in het water kunnen ziektes verspreiden. - St. 100 Cols]